Het zal begin 1986 geweest zijn. Ik was 21, na een mislukte studie en een verbroken relatie was ik uit Utrecht verhuisd naar een woonboot op de Amstel, waar ik een kamertje huurde, inclusief voorplecht. Ik dacht dat ik mijn bestemming gevonden had. Op die boot, waar de deinende golfslag me ’s avonds in slaap bracht en waar ik iedere morgen bij het ontwaken een stoet zwanen langs zag zwemmen. Maar vooral op het Instituut voor Vertaalwetenschap aan de Spuistraat, waar net zulke types rondliepen als ik: liefhebbers van taal en literatuur, ambitieus maar ingetogen. Zodra ik daar was begonnen voelde ik, ook al ging de studie me niet makkelijk af, dat ik altijd al voorbestemd was geweest om vertaler te worden. Wat een genot, dat gepuzzel en geploeter op de vierkante millimeter, zonder dat de lezer het gezwoeg eraan kon afzien!