De zichtbaarheid van de vertaler was hét thema van het afgelopen vertaaljaar.1 ‘Zichtbaarheid’ was als de tatoeage die zo’n beetje iedereen tegenwoordig laat zetten om een eigen, gebrandmerkte identiteit te hebben. Soms moet je er moeite voor doen, soms gaat het vrijwel vanzelf. Mark Leenhouts, bewezen vertaler uit het Chinees, had niet te klagen: eerst een Chinese Nobelprijswinnaar en dan zijn er nu eenmaal deskundigen nodig, vervolgens ook zelf nog eens als winnaar uit de bus komen met de jaarlijkse ambassadeursprijs van het Nederlandse Letterenfonds. Degene die Nobelprijswinnaar Mo Yan eindelijk uit het Chinees vertaalde,2 Silvia Marijnissen, kon vlak na de toekenning goed toelichten hoe zij al jaren probeerde zijn boeken te introduceren, tot De Geus tijdig toesloeg.3
Toch komt de impuls steeds van buiten en wordt aandacht steeds minder om louter literaire redenen gewekt. Een voorbeeld uit 2012: er werd een tot dan toe onbekend handschrift van Spinoza’s Ethica ontdekt en prompt was er een nieuwe vertaling door Corinna Vermeulen (bij Boom) die niet louter in de culturele katernen besproken werd. In de rubriek Binnenland van de Volkskrant werd gewag gemaakt van de ontvangst van het boek: burgemeester Eberhard van der Laan en wethouder Carolien Gehrels kregen het in handen gedrukt aan de voet van het fraaie Spinozabeeld aan de Amsterdamse Zwanenburgwal. ‘Spinoza staat voor de essentie van Amsterdam,’ aldus Van der Laan, en ‘Spinoza was de 17de-eeuwse versie van Job Cohen, een multicultureel denker,’ aldus de filosoof Van Ruler in Grand Café Amstelhoeck. Onze spektakelmaatschappij leeft van het ene moment naar het andere toe. Dat Theo Loevendie een Spinozaopera aan het componeren is voor het grote publiek, is voor sommigen wezenlijker dan dat Corinna Vermeulen de Ethica ‘een waanzinnig boek’ noemde.4 Via de wetenschapskaternen werd meer dan standaard licht geworpen op de eerste Nederlandse vertaling van Galilei’s Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen uit 1632 (door de wiskundige Hans van den Berg voor Athenaeum–Polak & Van Gennep).5 Een ander mooi verhaal, dat eveneens terugleidde naar de zeventiende eeuw, was het Hollands Dagboek dat Vibeke Roeper en Diederick Wildeman bijhielden van hun bezoek aan een conferentie over de ontdekking van Nieuw-Zeeland: in 2006 hertaalden zij Het journaal van Abel Tasman (voor Het Nationaal Archief en Waanders), nu reisden ze hem na – ‘Vanuit de lucht zien we voor het eerst de baai die Abel Tasman [uit Lutjegast, TN] 370 jaar geleden doorkruiste. Ongelofelijk dat hij de zeestraat tussen de beide eilanden niet vond. Het moet beestachtig weer geweest zijn.’6 Het lijkt de mooiste erkenning voor de vertaler, dat het belang van zijn vertaling gezien wordt door mensen buiten de eigen kring, buiten de literaire wereld ook.
Zichtbaarheid is ook iets anders dan web presence, al komen er steeds meer fraaie blogs en sites bij. Web presence is iets anders dan een vertaler die zich profileert in zijn product, als ik het mag zeggen. McLuhan kan wel gelijk hebben, maar de boodschap van de vertaler zit hem toch meer in de woorden van zijn vertaling dan in het image dat zijn naam oproept. Daarom zijn de inhoudelijke, informatieve sites zo fraai. Hanneke van der Heijden heeft bijvoorbeeld een mooie website waarin ze wijst op het belang van de Turkse literatuur en de transfer ervan (www.literatuuruitturkije.nl); Vincent Hunink heeft een fraaie en informatieve site voor Klassieken (www.VincentHunink.nl). Ook voor de Chinese literatuur in Nederlandse vertaling kwam er een nieuwe, gespecialiseerde database (www.unileiden.net/verretaal/). Misschien was 2012 wat zichtbaarheid betreft juist het jaar van de tegenstellingen. Tal van vertalers werden glamoureus gefotografeerd – op de Vertaaldagen door Keke Keukelaar, maar minder particulier voor het eerst ook in glossy magazines: Tjadine Stheeman in de Esta, Jeanne Holierhoek, Aai Prins, Rien Verhoef, Piet Janssen, Ronald Vlek en Nelleke Geel in Zin.7 Maar het staat in schrille tegenstelling tot een markt die inkrimpt.
Collegiaal respect en voedingsleer
Het zijn de kwetsbare genres die het moeten ontgelden, aldus Maria Vlaar terugblikkend op het jaar waarin de boekenverkoop gedomineerd werd door damesporno, nog wel vertaald ook: terecht rekende zij vertaalde literatuur tot de kwetsbare genres.8 Maar laat ik, in een wilde sprong terug, een kanttekening maken bij de bewering dat een vertaler zich vooral profileert door zijn vertaling (los van de vraag of hij in de tekst zelf zichtbaar wil zijn of niet). Wat dat betreft is de betiteling die John Schoorl vorig jaar maakte van Peter Verstegen als ‘de man die Charles Bukowski door de poëzievertaalmachine haalde’ wel weer schrijnend.9 De ‘nette oudere heer in een deftig Amsterdamse [sic] grachtenpand’ zelf helpt ook niet echt: ‘Dat was helemaal niet moeilijk’, ‘Technisch gezien stelt het niet zoveel voor, […]. Het viel in het Nederlands vanzelf op zijn plaats, die toon.’10 Hier moet de vertaler tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Toch lijkt de zichtbaarheid van de vertaler, zo nastrevenswaardig bevonden in het Vertaalpleidooi uit 2008, er sterk op vooruitgegaan, nu er ook aandacht is voor zijn persoon.
Een superieure reactie kwam van Annelies van Hees toen een vertaling van haar hand door Peter Swanborn in een paar zinnetjes de grond in werd geboord.11 Op zijn verklaring – ‘De uitgever is aan het bezuinigen op redactiewerk, of heeft per ongeluk een ongecorrigeerde versie naar de drukker gestuurd’ – diende de vertaalster hem van repliek door er fijntjes op te wijzen dat de criticus in zijn minieme stukje (een ‘signalement’) fout citeert: ‘de recensent had warempel ook zijn dag niet’. Interessanter is haar statement een paar regels eerder: ‘Als je een slechte recensie krijgt als vertaler, moet je je gedeisd houden, dat is usance en terecht. Maar ik vraag me af hoe het komt dat al de jaren dat ik de boeken van Grøndahl vertaal, zijn taal in de recensies de hemel in wordt geprezen en met instemming geciteerd, zonder dat de vertaler ook maar één keer wordt genoemd. Nu schrijft hij een minder boek met inderdaad nogal wat “onbegrijpelijke zinnen” en nu blijkt niet hij die te hebben geschreven, maar de vertaler.’12
Zelf heb ik geen ingezonden brief gestuurd in het onderstaande geval, maar het scheelde niet veel. Douwe Draaisma maakte zich ooit druk over populairwetenschappelijke boeken van wetenschappers, in het bijzonder emeriti, die zich werpen op andermans vakgebied: ‘Het emeritaat kan een merkwaardig effect hebben op mensen. Niet op alle mensen: op mannen, overwegend. Dat effect is dat bij hen de overtuiging postvat dat de grenzen van hun vak niet meer berekend zijn op hun ware intellectuele formaat.’13 Het gebrek aan ‘collegiaal respect’ en de ‘verregaande argeloosheid’ waar hij het over had, herkende ik in een column van Martijn Katan, emeritus hoogleraar voedingsleer. Onder de kop ‘Traduttore, traditore’– op zich goed voor honderd sics zou ik alvast willen zeggen – vroeg hij zich af wat er zoal misgaat als deskundigen wetenschappelijke gegevens interpreteren en ‘vertalen naar een voedingsadvies’.14 Adviezen over voedselallergieën kunnen volgens hem beter opgesteld worden door toxicologen die zich juist niet met de allergie veroorzakende stof hebben beziggehouden. Hij pleitte met andere woorden voor afstand, neutraliteit om belangenverstrengeling te voorkomen. In zijn redenering gebruikte hij vervolgens wel de vertaalopvatting dat een vertaler ‘zijn eigen opvattingen, belangen en gevoelens in zijn vertaling stopt, vaak zonder het te merken’, wat volgens hem per se niet de bedoeling is.15 De schoenmaker die niet bij zijn leest blijft, verwijt de andere schoenmaker dat die niet bij zijn leest blijft: Katan kan zich vertalen alleen maar voorstellen op de door hem beschreven manier. Dat de mogelijkheid bestaat om naar vertaling te kijken op een wetenschappelijke manier – zoals een hoogleraar voedingsleer bepleit voor zijn eigen discipline – ontgaat hem ten enemale. Dezelfde denkfout meende ik ook te bespeuren bij de hoogleraar van de Leidse letterenfaculteit die de laudatio hield bij de (prachtige) toekenning van een eredoctoraat aan Rien Verhoef – hij uitte in het openbaar zijn verbazing dat het inderdaad ook mogelijk is om met een wetenschappelijke blik naar vertalen en vertaling te kijken. Ook weer: sic. Maar misschien was het die middag in het Leidse not done om het woord ‘vertaalwetenschap’ uit te spreken.
De overledenen en de gelauwerden
Misschien vreemd om op te merken, maar in 2012 overleed Wisława Szymborska (1923–2012): en dat is iemand die we hier (over het algemeen) alleen kennen door de vertalingen van haar werk. Misschien minder vreemd: de filosoof en taalkundige Frits Staal overleed (1930–2012), maar via hem werden allerlei onbegrijpelijke teksten uit het Sanskriet overgeleverd. Er overleden relatief gezien veel wetenschappers en docenten die zich met vertalen bezighielden: Marieke van Willigen-Sinemus (1933–2012), die een comparatieve stilistiek schreef voor het vertalen in en uit het Frans; de Leuvense hoogleraar Ludo Verbeeck (1925–2012), die zelf vertaalde en belangwekkend schreef over Duitse dichters; de vertaalwetenschaper Wolfram Wills (1925–2012); de hoogleraar Joodse studies Renate Fuks-Mansfeld (1930–2012), die De veelkleurige mantel uitgaf; een docent die zelf vertaalde, Diederik Grit (1949–2012), aan wie Jeanne Holierhoek een ontroerend vaarwel schreef, met de slotzin dat ze een voorbeeld aan hem blijft nemen; en twee hoogleraren Slavisch die ook vertaalden: Tom Eekman (1923–2012), winnaar van de Martinus Nijhoff Prijs in 1981 voor zijn vertalingen van onder meer Tsjechov, en de UCLA-hoogleraar Michael Heim (1943–2012), die in 2010 nog de PEN Translation Prize won voor zijn vertaling van De verwondering van Hugo Claus. Er overleden ook twee dichters die veel vertaalden: Gerrit Komrij (1944–2012) en J. Bernlef (1937–2012).16
Van de prijswinnaars in 2012 volgt een lijst, alfabetisch: Bertrand Abraham (Prix Phares du Nord voor zijn vertaling van Reves Op weg naar het einde in het Frans)17; Dirk-Jan Arensman (Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs, samen met de auteur Paul Murray, voor Skippy tussen de sterren, een boek van Signatuur); Ingrid Biesheuvel (Gerrit Komrij-prijs voor haar boek De ridders van de Ronde Tafel, Athenaeum–Polak & Van Gennep); Heleen Bos (Letterenfonds Talentbeurs in het kader van de Master Literair Vertalen); Juliëtte Brouwer (Letterenfonds Talentbeurs in het kader van de Master Literair Vertalen); Frans Denissen (Martinus Nijhoff Prijs 2012 voor zijn vertalingen van Italiaanse literatuur in het Nederlands); Paul Claes (Adele Mellen Prize voor zijn studie – en impliciet vertaling – van Eliots The Waste Land); David Colmer (Letterenfonds Vertaalprijs); Jeanine De Landtsheer (vertaalprijs van het Nederlands Klassiek Verbond voor haar vertaling van Erasmus’ Spreekwoorden / Adagia; Sanne Derks (De eerste BZO-Ondertitelprijs voor de ondertiteling van Controlled Chaos, P2P On Demand); Veerle Fraeters, Frank Willaert en Louis Peter Grijp (Kruyskamp Prijs 2012 voor hun uitgave van Hadewijchs Liederen, Historische Uitgeverij); Vicky Francken (Letterenfonds Talentbeurs in het kader van de Master Literair Vertalen); Molly van Gelder (VvL-penning 2012 voor het vele werk dat zij verzette voor de VertalersVakschool); Martha Heesen (Gouden Lijst 2012, weliswaar in de categorie oorspronkelijke Nederlandse boeken, maar zij is nu eenmaal ook vertaalster); Waltraud Hüsmert (NDR Kultur Sachbuchpreis voor haar vertaling in het Duits van David van Reybroucks Congo); Het Juiste Woord (de Vertaalduivel van de Werkgroep Vertalers van de VvL); Dóra Károly van de voormalige Hungarian Book Foundation (de Vertaalengel van de Werkgroep Vertalers van de VvL); Hilde Keteleer (deelde in de Euregio-Schüler-Literaturpreis voor Kristofs Magnussons Das war ich nicht); Christiane Kuby (Else Otten Übersetzerpreis voor haar vertaling in het Duits van Godenslaap van Erwin Mortier); Elise Kuip (Letterenfonds Talentbeurs in het kader van de Master Literair Vertalen); Mark Leenhouts (Letterenfonds Vertaalprijs voor zijn vertalingen uit het Chinees); Marianne Molenaar (Amy van Markenprijs voor haar vertaling van Karl Ove Knausgårds boek Vader, De Geus); Jan H. Mysjkin (Elly Jaffé Prijs 2012 voor zijn vertaling De graaf van Montecristo van Alexandre Dumas, L.J. Veen); nogmaals Jan H. Mysjkin (vertaalprijs van het Festival International Poesis te Satu Mare, Roemenië); Marcel Otten (Filter Vertaalprijs 2012); Isabel Rosselin (deelde in de Prix Médicis Essai 2012 voor de Franse versie van David van Reybroucks Congo en voor hetzelfde boek in de Prix du meilleur livre étranger) ; Hester Tollenaar (Elly Jaffé Stipendium); Esther Ottens (Gouden Lijst in de categorie vertaalde boeken voor Trash van Andy Mulligan); Ronald Vlek (deelde met zijn auteur Julian Barnes in de 2e Europese Literatuurprijs voor Alsof het voorbij is, Atlas); Laura Watkinson (Mildred L. Batchelder Award voor het beste buitenlandse kinderboek Soldier Bear, de Engelstalige vertaling van Bibi Dumon Taks Soldaat Wojtek); Mark Wildschut (Letterenfonds Vertaalprijs voor zijn vertalingen van filosofische werken). Over zichtbaarheid gesproken.
Edele maagdenliefde en tipp-ex-bewerking
De meest bijzondere vertaling van het jaar 2012 was gebouwd rond deze regels: ‘How do I love thee? Let me count the ways.’ Dat is de beroemde eerste regel van een van de beroemdste liefdessonnetten uit de negentiende eeuw: sonnet 43 van de Sonnets from the Portuguese (1850) van Elizabeth Barrett Browning. In 1915 vertaalde Hélène Swarth ze in het Nederlands voor de Wereldbibliotheek als Portugeesche sonnetten. Daarvoor waren ze in vertaling nog beroemder gemaakt door Rainer Maria Rilke (1908) als een deeltje in de al even beroemde Inselreeks. Bij hem luidt de eerste regel: ‘Wie ich dich liebe? Laß mich zählen wie.’ En die is al even beroemd in de Duitstalige wereld. In 2012 verscheen een sensationele nieuwe vertaling van de hand van de Amerikaan Christian Hawkey en de Pools-Duitse Uljana Wolf (Sonne from Ort, bij kookbooks). Het is een tweetalige uitgave met de ondertitel ‘Ausstreichungen/Erasures’. Ik kan er eigenlijk alleen uit citeren door een fragment af te beelden:
Ook hun nawoord is interessant, want van dezelfde orde en grootte. Het boek is ‘bewust misleidend’ als vertaling uitgebracht, eerst hebben ze geschrapt wat ze wilden schrappen, vervolgens heeft een vormgever (Andreas Töpfer) er een ‘tipp-ex-bewerking in grafische informatie’ van gemaakt. Een vertaling van een vertaling van een vertaling van een zogenaamde vertaling (‘from the Portuguese’) – Droste tot en met, en wonderbaarlijk creatief, met hoogstens het statement dat victoriaanse verliefdheden, hoe diep gevoeld ook, nu een stuk minder dweperig kunnen worden weergegeven. Hélène Swarth legde er destijds de nadruk op dat Elisabeth [nu met een s] Browning ‘zoo jonkvrouwelijk beschroomd bleef (…) om haar liefde openlijk te begeleiden’, ook in haar brieven: ‘Zoo beveiligde zij haar edele maagdeliefde met den sluier van een – verdichte – vertaling.’18
Wat verder steeds meer opvalt is de belangstelling van uitgevers om klassieke boeken opnieuw te brengen. Daarbij gaat het zowel om tot nu toe onvertaalde uitgaven, waarvoor vaak geen auteursrechten meer betaald hoeven te worden, als om eerder vertaalde boeken die van een nieuw jasje worden voorzien – dat jasje betreft behalve omslag, opmaak en een nieuw nawoord vaak ook een opgepimpte vertaling. Ik rangschik deze opgepimpte (vriendelijker: geredigeerde) vertalingen met opzet onder ‘nieuw jasje’, voor de vriendelijke provocatie, maar ook om bij voorbaat op te passen voor wat er gebeurt. Zo werden de eind jaren zestig geschreven boeken van Albert Cohen (Solal, De uitverkorene van de heer) in 2012 opnieuw uitgebracht door Van Gennep, terwijl ze bij ons nog maar pas (midden jaren tachtig) zijn verschenen bij Manteau; de vertalingen zijn van Paul Syrier, vooral bekend van vele vertalingen uit het Engels, maar in hoeverre ze ‘nieuw’ en ‘knap’ zijn, zoals Margot Dijkgraaf uit enthousiasme voor de boeken liet weten, moet worden bezien.19 Er zijn ook positieve voorbeelden. Ik was zelf in de gelegenheid de heruitgave van Lion Feuchtwangers Succes (Wereldbibliotheek) te bekijken en heb op de oeroude vertaling van Anthonie Donker (uit 1930 nota bene) kunnen letten. Een nieuwe vertaling, die het exotische Zuid-Duits van de roemruchte roman meer benadrukt, is wel mogelijk (en wat mij betreft eigenlijk te verkiezen), maar de vertaling staat nog steeds overeind en de nieuwe redactie is uitstekend gedaan: wat helpt is dat het boek zeer overtuigt – je ziet de jaren twintig in München tot leven komen en kunt je levendig voorstellen hoe Hitler en zijn gedachtegoed er konden gedijen. Er waren ook ‘gewone’ hervertalingen: De stad in de mist van de Spaanse schrijver Pio Baroja werd opnieuw uitgebracht (in een nieuwe vertaling van Frans Oosterholt voor Menken Kasander & Wigman); eerder verscheen het – in 1909 – vertaald door Elisabeth Couperus met een voorwoord van haar befaamde man.
Ik laat ook graag een lyrische Guus Middag aan het woord over De ridders van de Ronde Tafel van Ingrid Biesheuvel: ‘Weet u wel dat een “opperschenker” vroeger “bottelgier” heette? Weet u wel dat “stappans” het oude woord voor “onmiddellijk” is? Een tent noemden ze “pauwelioen” (paviljoen), een kippenpoot een hoenderdij. En als er weer een tegen de vlakte geslagen was, zeiden ze: “Hi wart herde sere verdoeft.” Biesheuvel vertaalt het mooi: “Die zag sterretjes.” Het is natuurlijk nooit goed. Toen ik mij vroeger moeizaam een weg moest banen door langdradige Middelnederlandse teksten, dacht ik: geef mij een vlot lopende hedendaagse vertaling in proza. Nu die vertaling er is, word ik weer nieuwsgierig naar de oorspronkelijke tekst. Misschien is dat wel een groot compliment voor het monnikenwerk van Ingrid Biesheuvel.’20 Er waren meer internederlandse hervertalingen: ook het proza van Bredero verscheen vertaald (door Jeroen Jansen voor Verloren). Toen de gedichten van P.C. Hooft vorig jaar in een fraaie editie verschenen (van Johan Koppenol en Ton van Strien bij Athenaeum–Polak & Van Gennep), wees Piet Gerbrandy op het belang van ‘de imitatie als voornaamste methode om tot dichten te komen, en dat is altijd zo geweest’.21 Hij prijst Hoofts meesterschap over de taal en maakt daarbij geen verschil tussen diens eigen verzen of zijn herdichtingen van de psalmen of zijn adaptaties van Catullus en Petrarca. En nu we toch bij de oudere literatuur zijn: er verscheen ook in 2012, van de hand van Enny de Bruijn, een fraaie biografie van Jakob Revius (1586–1658). Revius is voor de geschiedenis van de Nederlandse taal en de Nederlandse vertaalgeschiedenis van belang vanwege zijn taak als revisor bij de Statenvertaling, hij was een van de preciezelingen die daarbij uitgingen van een ‘inblazing van de Heilige Geest’.22
Patti Smith, Mick Jagger en Shakespeare
De massa vertaald uit het Engels kan overzichtelijk worden gemaakt – niet alleen door de meest besproken vertaling van het jaar (de Ulixes van Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, voor Athenaeum–Polak & Van Gennep), de meest verkochte vertaling van het jaar (Vijftig tinten grijs van TextCase voor Prometheus) of de vaakst opgevoerde vertaalde auteur van het jaar (Shakespeare, voor de zoveelste keer, wederom met nieuwe sonnettenvertalingen,23 stukken in oude versies – Bert Voetens Hamlet bij het Noord Nederlands Toneel – maar ook nieuwe, Koning Lear bij ´t Barre Land van jawel: Henkes en Bindervoet).24 De massa wordt overzichtelijk en kleiner25 maar spitst zich ook toe op boeken die kans maken gehypet te worden. Daar gaat het ook om non-fictie: er werd veel geschreven over het inderdaad bijzondere boek van Patti Smith over haar vriendschap met Robert Mapplethorpe26 en de nieuwe biografie van Mick Jagger werd ook snel op de markt gebracht en flink besproken in de papieren en sociale media.27 Sommige vertalingen vinden hun weg langs andere dan culturele wegen – de actualiteit van het boek waarin Tom Holland de bronnen van de islam verkent, wordt ook benut door de buitenlandredacties en politieke correspondenten.28
Er werd ook hier hervertaald en gezocht naar oude klassieken die opgepoetst konden worden door een nieuwe vertaling waarvoor een nieuw publiek gevonden kon worden. Bartho Kriek hervertaalde Faulkners Absalom, Absalom! uit 1936 (voor L.J. Veen), Van Oorschot kwam met Zuidenwind van Norman Douglas uit 1917, vertaald door Johan Hos. A Clockwork Orange luidde de nieuwe Nederlandse titel voor wat ooit Boze jongens heette (C. en W.F. Buddingh in 1978) en daarvoor nog A Clockwork Orange (Anthony Burgess, 1962) – Niek Miedema en Harm Damsma tekenden voor deze publicatie ter gelegenheid van dit vijftigjarig jubileum.29 De tweehonderdste geboortedag van Dickens leidde wel tot enige aandacht maar niet tot nieuwe vertalingen – misschien is deze schrijver over datum en alleen nog te verkopen via musicals. En dan de moderne klassieken, waarbij ik na lezing ook Paul Austers (mijns inziens ietwat belegen) Winterlogboek (Ronald Vlek voor De Arbeiderspers) wilde rekenen en de (ook niet overal sprankelende) briefwisseling tussen Coetzee en Auster bij Cossee (vertaald door Ton Heuvelmans en Peter Bergsma). Maar toen kwam Ronald Vlek met de nieuwe Julian Barnes en hervertaalde Peter Bergsma oudere Coetzeeboeken onder de titel Scènes uit de provincie (Cossee), en toen was mijn kleine chagrijn gezoet. Van de grotere schrijvers kregen de gerenommeerde vrouwen ineens de wind mee – misschien een tendens, als we zouden weten hoe ze verkopen en wie de lezers zijn: Joan Didion (1934) – Blauwe nachten, door Marijke Versluys voor De Bezige Bij; Alice Munro (1931) – Lief leven, door Pleuke Boyce voor De Geus; Hilary Mantel (1952) – Het boek Henry, door Ine Willems voor Signatuur; Edna O’Brien (1930) – Heiligen en zondaars door Janneke Zwart voor De Bezige Bij; en misschien ook Lydia Davis (1947) – Varianten van ongemak, door Peter Bergsma voor Atlas Contact.
De jongere literatuur uit het Engels had het moeilijker, ook de vrouwen, al vielen de vertalingen van A.M. Homes (Vergeef ons, door Gerda Baardman en Wim Scherpenisse voor De Bezige Bij), van J.K. Rowling (Een goede raad, door Carolien Metaal en Sabine Mutsaers voor De Boekerij) en van Zadie Smith (NW, door Jan de Nijs voor Prometheus) wel op: de laatste vertaling door een snerende column van Arjan Peters,30 de tweede door de enorme oplage en het opsluiten van de vertalers om maar op tijd klaar te zijn, de eerste vertaling toch vooral door de hoge status die het boek door critici werd toegedicht maar ook door de positieve opmerkingen over de kwaliteit van de vertaling.31
Van trommelaars en een baronesse
Veel positieve aandacht (‘groots’, ‘geniaal’, ‘briljant’) was in 2012 gereserveerd voor boeken vertaald uit het Hebreeuws: de verhalen van Etgar Keret, vertaald door Adriaan Krabbendam (Verrassing, Podium); de roman Tweede persoon enkelvoud van Sayed Kashua, vertaald door Ruben Verhasselt (Anthos); Uit de tijd vallen (David Grossman, vertaler Ruben Verhasselt, uitgever Cossee); en voor Nir Barams Goede mensen (De Bezige Bij, vertaling van Hilde Pach). Voorts was er opvallend veel aandacht voor Het leven in stukken, uit het Turks vertaald door Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden (een boek van Oğuz Atay, Athenaeum–Polak & Van Gennep – door Guus Middag samengevat als ‘Titaantjes en Voskuil op z’n Turks’32). Men schreef ook op verschillende plaatsen over de overal in Europa herontdekte Jiří Weil, van wie boeken verschenen bij Van Gennep en Cossee (resp. Leven met de ster en Mendelssohn op het dak, allebei vertaald door Kees Mercks) en voor de via Engeland (en de vertaalster Katalin Bánffy, nota bene de dochter van de auteur), Frankrijk, Italië en Duitsland herontdekte trilogie van Miklós Bánffy uit de tweede helft van de jaren dertig, waarvan het eerste deel door Rebekka Hermán Mostert uit het Hongaars vertaald werd als Geteld, geteld (voor Atlas) – Jaap Scholten schreef er een voorwoord bij en publiceerde meteen een bevlogen recensie (sic) onder de titel ‘Verboden liefde in Transsylvanië’: ‘Toen ik twee jaar geleden door Transsylvanië reisde, toonden oude dames mij foto’s van de vrouw die model heeft gestaan voor de verboden liefde in de trilogie, de getrouwde baronesse op wie Bánffy zijn leven lang wachtte.’33
Bij de vertalingen uit het Duits ging het als vanouds om filosofen, waaronder bijvoorbeeld tweemaal Max Weber: De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, Mark Wildschut voor Boom, en Wetenschap als beroep & politiek als beroep door Hans Driessen voor Vantilt. En ook hier weer klassieken, zoals een nieuwe vertaling van Kafka’s Prozess (uit 1925) door Willem van Toorn; daarin vergat hij opvallend genoeg in de beroemde openingszin de voornaam Josef van hoofdpersoon K. (Athenaeum–Polak & Van Gennep).34 Misschien is het interessant wat van die klassieken op een tijdbalk uit te zetten: in het Nederlands verschenen in 2012 boeken uit het Duits vertaald uit 1924 (Thomas Mann, De Toverberg, Hans Driessen voor De Arbeiderspers – hierover meer in de volgende Filter); uit 1926 (Hans Adler, De kleine stad, Goverdien Hauth-Grubben voor Atlas); uit 1936 (Ernst Weiß, De arme verkwister, Hans Driessen en Marion Hardoar voor Van Gennep) en uit 1950 (Hans Fallada, De drinker, Gr. Grose Roolfs en A. Folkertsma voor Cossee). De vraag is wat daar uit de moderne tijd tegenover staat. Alles van Ferdinand von Schirach werd vrijwel onmiddellijk na verschijning in Duitsland vertaald (door Hans Driessen en Marion Hardoar voor De Arbeiderspers, bijvoorbeeld De zaak Collini).35 Gelukkig verschenen ook de boeken van Judith Schalansky (De lessen van mevrouw Lohmark door Goverdien Hauth-Grubben voor Signatuur) en Sherko Fatah (De dief van Bagdad door Pauline de Bok voor Cossee) snel. De drie belangrijkste vertalingen uit het Duits waren mijns inziens In tijden van afnemend licht van Eugen Ruge (door Josephine Rijnaarts voor De Geus), Rug aan rug van Julia Franck (ook al door Goverdien Hauth-Grubben, nu voor de Wereldbibliotheek) en Arno Geigers boek over zijn dementerende vader (De oude koning in zijn rijk, Wil Hansen voor De Bezige Bij). Maar echt gevolgd werd de nieuwe, vernieuwende Duitse literatuur alleen via de paar tijdschriften die er nog zijn – een uitzondering was het fraaie artikel van Anneriek de Jong over de Zwitserse literatuur, waarin ze onder meer wees op het werk van Arno Camenisch uit het Graubündense dorp Tavanasa.36 Als ik mag kiezen, dan was de meest bijzondere vertaling uit het Duits die van Brechts Trommelen in de nacht door Tom Kleijn, indrukwekkend – met trommelaars – op het toneel gebracht door het RO-Theater.
In het buitenland deed de Nederlandstalige kwaliteitsnon-fictie het steeds beter, zeker in Duitsland maar volgens Maarten Valken de laatste jaren ook in Frankrijk, wat gezien het uitgeefbeleid van de grotere literaire uitgeverijen aldaar opmerkelijk blijkt te zijn.37 Steeds meer uitgevers stappen over de grenzen tussen fictie en non-fictie heen; het exportbeleid dat de Letterenfondsen op dit gebied gevoerd hebben werpt steeds meer vruchten af. Het succes van David van Reybroucks Congo – in het brede buitenland, maar met name in Duitsland en Frankrijk – is een voorbeeld; in Frankrijk lukte het Philippe Noble om het boek bij Actes Sud onder te brengen, de investeringen van het Vlaamse Fonds in dit boek lonen. Goed is dat het vertaalbeleid, met name in Nederland, niet stoelt op impulsen maar langzaamaan en systematisch is gevoerd. De boeken zaten mee (Mak, Draaisma, Westerman, Goldschmidt, Keizer), maar het financiële duwtje, dat in vergelijking tot andere landen forser uitvalt, helpt behoorlijk. Mireille Berman schreef bevlogen over de aandacht die de Nederlandse literatuur op het Turkse Tanpinar Festival kreeg in oktober 2012.38
Belangstelling in het buitenland is er ook als er – buiten het beleid om – geld lonkt. Dat was het geval in de strijd om Herman Kochs Het diner in de VS te mogen uitgeven (‘recordbedrag’ volgens De Morgen van 27 januari 2012). Bijzonder is ook het succes van de Engelse Annie M.G. Schmidtvertaling door David Colmer, ook in dit tijdschrift uitgebreid bejubeld: bijzonder omdat een deel van de verkoop via ons taalgebied zelf verloopt. Een van de nieuwere doelen van het buitenlandbeleid – politiek en cultureel – is Zuid-Amerika. Franca Treur deed alvast verslag van een reis naar Rio de Janeiro om haar in-en-in Zeeuwse roman Dorsvloer vol confetti te promoten.39 Christiano Zwiesele tekende voor de vertaling (Confetes na eira, naar verluidt verschenen bij een uitgever van vooral businessboeken): ‘De oriëntatie op Europa lijkt een breder fenomeen,’ zegt Franca Treur. ‘De tafelgesprekken gaan over Parijse restaurants, Franse en Italiaanse wijn, musea in Londen. Intussen luisteren we naar Bach. In een boekwinkel in São Paulo staat het boek Hoe word ik een Parisienne op nummer 1. Mijn boek had Marcelo opgepakt bij de stand van uitgeverij Prometheus op de Frankfurter Buchmesse.’ Ook in China neemt de belangstelling almaar toe, gesuggereerd wordt zelfs dat daar ook Voskuils Het Bureau gebracht zal worden.40 Het is al een sensatie dat het Gerd Busse eindelijk gelukt is om dat in Duitsland voor elkaar te krijgen, en met enig succes, maar dat de sobere verbeelding van het kleine ambtenarenbestaan ook China kan aanspreken, mag verbazen. Vanzelfsprekender is het dat Hella Haasse, dankzij The Tea Lords (2010) en nu The Black Lake (2012, vertaling van Oeroeg, fraai uitgegeven door Portobello en volgens de lovende recensies wederom fraai vertaald door Ina Rilke), ook een jaar na haar dood gelezen en dus levend blijft.
Modemeisjes en fashion gurus
Ook Frankrijk, van oudsher een land dat qua vertaalbeleid, om met Clem Robyns41 te spreken, het ‘eigen vertoog eerst’ stelt, schuift op richting meertaligheid, nu er van hogerhand gestimuleerd wordt meer te ondertitelen dan na te synchroniseren.42 De maatregel past in een culturele situatie (periode?) waarin het Engels dermate oprukt dat vertalingen en de noodzaak tot vertalen afneemt. Een illustratie zijn ingezonden brieven in kranten als reactie op artikelen waarin begrippen als ‘elevator pitch’ gebruikt worden die niet zo een-twee-drie in woordenboeken op te zoeken zijn en waarvan verondersteld wordt dat ze meteen duidelijk zijn, voor de doorsnee Nederlandstalige. De krant antwoordde op de desbetreffende lezersbrief als volgt: ‘Woorden uit het Engels moeten in de regel worden vertaald of uitgelegd. In stukken van correspondenten worden weleens buitenlandse woorden gebruikt om de sfeer van een verhaal kracht bij te zetten. Dan moet er wel een vertaling of uitleg bij.’43 Goede regel maar ‘weerbarstig’ luidde het. Het moeilijkst hebben high school girls het die blogs van fashion gurus en celebs volgen, zogenaamde modemeisjes in de taal van Jean-Pierre Geelen. Ik herken zijn verzuchting: ‘Wat trekken we aan vandaag? Ah gelukkig: daar slingeren de glimmende bladen rond in de kamer van het postpuberende huismodel.’ Er is een instantgedicht van te maken: ‘Wil je vandaag een slightly undone knot. / Color blocking is helemaal hot.’44 Kijken wat ermee gebeurt als je in je gmail automatisch Google Translate hebt geïntegreerd: de wereld wordt er almaar wonderlijker op. Een ander verbazingwekkend fenomeen: de software waarmee gesproken woorden meteen kunnen worden omgezet in een andere taal, welke dan ook, en dan nog eens met de stem van de man of vrouw die ze heeft ingesproken. Je kunt jezelf dus Swahili horen spreken, wel met het risico dat de reactie van de toegesprokene onvoorspelbaar is (iets anders op je bord krijgen, het bos in gestuurd worden, de rekening gepresenteerd krijgen).
Überhaupt rukt het fenomeen van de goeroes op – mondiale leidslieden die ons door het leven gidsen zonder dat we nog hoeven na te denken: nu ook voor vertalers. Nataly Kelly presenteerde op de wereldwijde dag van de vertaler, 30 september 2012, haar Ten Ways Translation Shapes Your Life, een prachtig klein artikeltje om de maatschappelijke relevantie van vertaling te benadrukken.45 Vertaling redt levens, voorkomt terreur, houdt de vrede in stand, kiest wereldleiders, zorgt voor banen, jaagt de economie aan, zorgt voor lering en vermaak, stelt ons geloof op de proef, speelt een cruciale rol in de voedselvoorziening en tot slot, numero 10, maakt dat we verliefd worden. Ik heb het idee dat er in 2012 veel feest gevierd werd of feestelijke presentaties waren waarin vertalers figureerden als sterren. Alle felicitaties aan de Werkgroep Literair Vertalers, die haar vijftigjarig bestaan vierde; aan PETRA, het Europese platform voor literaire vertaling dat een succesvol project afsloot met een belangwekkend pleidooi ‘Towards new conditions for literary translation in Europe’.46
Tot slot zou ik drie complimenten willen uitdelen aan vertalers die zich in mijn ogen in 2012 onderscheiden hebben: aan Arie Pos, een van het handjevol mensen dat in ons taalgebied het vertalen uit het Portugees behartigt en een meesterwerk afleverde met De Lusiaden van Luís de Camões (L.J. Veen Klassiek, met uitgebreide toelichting en een omvangrijk nawoord); aan Remco Campert, die zijn jonge columns blijft schrijven en de moeite neemt om zomaar een gedicht van Wallace Stevens te bespreken en er zomaar een vertaling bij te voegen;47 en ten slotte aan Cecilia Tabak, een van de stille, onzichtbare vertalers, die tekende voor een geheel door haar vertaalde bijlage over New York, zomaar op een zaterdag in november – vertaling shapes inderdaad ons leven.48
Noten
1 Breed besproken, breed becommentarieerd, vgl. bijvoorbeeld Annelies Jorna op boekvertalers.nl (geraadpleegd op 21 december 2012). Zij heeft het over ‘zichtbaarheidsinitiatieven’ als de jaarlijkse Vertalersgeluktournee, de Vertaalslag en de steeds grotere aanwezigheid van vertalers op het net, zoals op Vertaalverhaal.nl, schwob.nl en boekvertalers.nl zelf.
2 Sinds jaar en dag verscheen Mo Yan bij ons in vertalingen uit het Engels.
3 NRC Handelsblad, 12 oktober 2012.
4 de Volkskrant, 21 juni 2012.
5 In de Volkskrant (6 november 2012) beweerde Van den Berg enigszins parmantig dat collega-vertalers eerder allemaal waren ‘teruggeschrokken [waren] voor de wetenschap. Mooie taal, maar die wiskunde, zeiden ze dan. Dat valt volgens mij wel mee. De betoogtrant doet verrassend modern aan. Allemaal redenen om uiteindelijk te denken: dan doe ik het zelf wel.’ Ik gok erop dat er ook minder heroïsche want institutionele redenen waren om dit boek, vier eeuwen na het Italiaanse origineel, op de markt te brengen. Zijn vertaling werd overigens ELV-gemodereerd door Frans Denissen.
6 NRC Handelsblad, 23–24 juni 2012.
7 Respectievelijk de Esta van 30/3–12/4 en nr. 12 van Zin.
8 NRC Handelsblad, 11 januari 2013.
9 de Volkskrant, 14 januari 2012.
10 Charles Bukowski, De genoegens van de verdoemden, Uitgeverij Liverse.
11 ‘Het leesplezier wordt danig vergald door het verbijsterend aantal raadselachtige zinnen,’ met betrekking tot Jens Christian Grøndahl, Voordat we afscheid nemen (Meulenhoff), de Volkskrant, 6 oktober 2012.
12 de Volkskrant, 13 oktober 2012. Voor mensen met een vertaalhistorisch geheugen: het is hetzelfde patroon dat optrad in de roemruchte discussie rond Wim Scherpenisses vertaling De vuurvlinder (van Yvonne Vera, in de NRC Leesclub in 2003).
13 Academische Boekengids, 88, september 2011, p. 10.
14 NRC Handelsblad, 28–29 januari 2012.
15 Idem.
16 Vgl. ook diverse artikelen in Filter, onder meer dat van Cees Koster in nr. 2:2 en de column van Rokus Hofstede in nr. 14:2.
17 En route vers la fin, zie ook Filter, 19:2, p. 32–36.
18 Haar vertaling in de Wereldbibliotheekuitgave van 1915: ‘Hoe min ik u? – Mijn liefde is veler aard./ Mijn liefde reikt zoo breed, zoo diep, zoo hoog – Als reikt mijn ziel wen wat geen sterflijk oog / aanschouwt…’
19 NRC Handelsblad, 7 september 2012.
20 NRC Handelsblad, 4 januari 2013; een artikel met de reclamekop ‘James Bond van de Middeleeuwen’.
21 De Groene Amsterdammer, 13 december 2012.
22 Vgl. Aleid Truijens in de Volkskrant van 7 juli 2012.
23 Bas Belleman, Sonnetten voor de Donkere Dame, Van Gennep; Shakespeare – De Sonnetten, vertaald door Coenraedt van Meerenburgh, Uitgeverij Liverse.
24 En De Groene gooide er weer een special tegenaan, jg. 136, nr. 34, 23 augustus 2012.
25 Is mijn indruk, niet gestaafd maar wel bevestigd door betrokkenen, dat wil zeggen uitgevers.
26 Gepubliceerd als Just Kids – de geschiedenis van een vriendschap, bij De Geus, volgens Trouw (7 april 2012) in een ‘soms haperende vertaling’ van Kathleen Rutten.
27 Philip Norman, Mick Jagger – de biografie, vertaald door Henny Corver, Pon Ruiter en Frits van der Waa, Thomas Rap.
28 de Volkskrant interviewde Tom Holland op 7 maart 2012, toen hij Het Vierde Beest promootte (een vertaling van Boukje Verheij voor Athenaeum–Polak & Van Gennep).
29 Voorts was er in het nieuwe EYE een retrospectief van Stanley Kubrick, de man die met zijn omstreden film het boek helemaal beroemd maakte.
30 de Volkskrant, 22 september 2012: ‘Vertaal zelf uw eigen NW. Peuk paraat.’
31 In Trouw bijvoorbeeld, 19 januari 2013, waar het gaat om de briljante dialogen ‘die gelukkig even goed zijn vertaald’.
32 NRC Handelsblad, 2 maart 2012: ‘Er valt nog veel meer over te vertellen. Wat een boek. En wat een vertaling.’
33 de Volkskrant, 3 maart 2012.
34 Vgl. Hans Driessens bespreking in De Groene Amsterdammer, 5 april 2012.
35 Cyrille Offermans was in De Groene Amsterdammer nogal zuur over de lelijke zinnen, taal- en stijlfouten ‘waarvan sommige voor rekening van de vertalers komen’ (29 november 2012).
36 NRC Handelsblad, 22 juni 2012.
37 Vgl. het artikel dat Maarten Valken schreef in Septentrion (2012, nr. 3).
38 In haar weblog van 18 oktober 2012 op www.letterenfonds.nl.
39 NRC Handelsblad, 10 mei 2012.
40 NRC Handelsblad, 11 september 2012.
41 Filter, 1:2, p. 56–70.
42 de Volkskrant, 13 februari 2012.
43 NRC Handelsblad, 11– 12 februari 2012.
44 de Volkskrant, 14 maart 2012.
45 The Huffington Post, geraadpleegd 30 september 2012.
46 Vgl. www.petra2011.eu/
47 ‘Ik ben wat er om me heen is, / Vrouwen begrijpen dit. / Je bent geen hertogin / Op honderd meter van je rijtuig. / Dit zijn dan portretten: / Een zwarte vestibule; / Een hoog bed verscholen achter gordijnen. / Zomaar wat voorbeelden.’ Zomaar op een zaterdag in de Volkskrant, 8 december 2012.
48 ‘Het beste van New York’, NRC Handelsblad, katern Lux, 3–4 november 2012.