Vertalen als navelstaren    3-18

Van equivalentie naar intertekstualiteit

Theo Hermans

Mijn doel is bescheiden. Ik wil u graag, in beperkte mate, en niet meteen maar gaandeweg, schizofreen maken. Het wordt overigens een profijtelijke vorm van schizofrenie. Maar eerst is er wat voorwerk nodig, een beschouwing over equivalentie bij wijze van aanloop. 

1 Equivalentie als evenwaardigheid
Beginnen we in een uithoek van de staat New York, net ten zuiden van het Ontario-meer. Op 21 september 1823, een late zondagavond, krijgt daar Joseph Smith – een achttienjarige boerenzoon, zijn naam is even gewoon als zijn afkomst – onverwacht bezoek van een hem onbekende man. De bezoeker is in een lang helderwit gewaad gehuld, hij is bebaard en blootsvoets, en zijn verschijning vervult de kamer met licht. Bij nader toezien merkt Smith dat die blote voeten zo’n dertig centimeter boven de grond zweven. De bezoeker is een engel. Hij spreekt uiteraard engelentaal, Engels dus, en kan bijgevolg met Smith een gesprek aangaan. Hij stelt zich voor als Moroni, en zal Joseph Smith opdracht geven om, als de tijd gekomen zal zijn, een aanvulling op de bijbel, een nieuwer testament, aan de wereld kenbaar te maken.

Precies vier jaar later vindt Joseph Smith inderdaad, op aanwijzing van de engel Moroni, in een nabijgelegen heuvel een stenen kist. Daarin treft hij een dik pak flinterdunne gouden platen aan. De platen meten zo’n 20 bij 15 centimeter en worden door ringen bij elkaar gehouden als de bladen van een boek. Op de platen staan teksten gegraveerd in een onbekende taal, gesteld in een al even onbekend schrift dat zowel iets van Hebreeuwse lettertekens als van Egyptische hiërogliefen weg heeft. Blijkens een bewaard gebleven transcriptie van een fragment dat pas in 1980 aan het licht kwam, zagen de schrifttekens er ongeveer zo uit:

Hermans Illustratie 11-2 
Op dat moment, september 1827, is Jean-François Champollion in Parijs nog druk doende met het ontcijferen van hiërogliefen. Daar heeft Smith dus niets aan. Hij heeft wel iets aan twee ronde (volgens andere bronnen: driehoekige of zeshoekige) stenen schijfjes, die bij de gouden platen in de stenen kist liggen. Ze zijn doorzichtig als kristal en in metaaldraad gevat. De engel had Smith al over de stenen gesproken en ze als ‘zieners’ of ‘uitleggers’ aangeduid. Door de transparante schijfjes in hun metalen lussen op zijn neus te zetten als een bril, kan Smith de teksten op de gouden platen ineens lezen, en ze dus ook in het Engels vertalen.

Aldus geschiedt. Twee jaar later is de vertaling gereed, een kloek boekdeel. Smith heeft inmiddels een groepje volgelingen om zich heen verzameld. De getrouwsten onder hen maken in juni 1829 collectief een verschijning van de engel Moroni mee tijdens dewelke een stem neerdalend uit de hemel hen verzekert dat het boek waarheid bevat en dat de vertaling accuraat is. De stem zegt dit overigens in het Engels: ‘The book is true and the translation accurate’. Het werk verschijnt in maart 1830 in druk in een oplage van 5000 exemplaren en wordt het basisdocument van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, ook bekend als de mormoonse kerk, naar het door Joseph Smith vertaalde Boek van Mormon, waarvan ik hier de ontstaansgeschiedenis geschetst heb. Mormon, een profeet, is tevens de vader van Moroni die zich in de gedaante van een engel aan Smith vertoonde. De mormoonse kerk heeft haar hoofdkwartier in Salt Lake City in de Amerikaanse staat Utah, en telt vandaag wereldwijd zo’n twaalf miljoenen leden (Bushman 1984; Hill 1977; Persuitte 1985; Petersen 2000) 

Zolang Smith met zijn vertaling bezig was, hield hij, op instructie van de engel Moroni, de gouden platen voor iedereen verborgen. Hij dicteerde van achter een scherm. Tijdens het visioen van juni 1829 waarbij de stem uit de hemel verklaarde dat het boek waar was en de vertaling accuraat, had de engel Smiths volgelingen toegestaan om even, voor de eerste en de laatste keer, de gouden platen waarvan Smith bij zijn vertaling gebruik had gemaakt, te zien en aan te raken. De volgelingen legden daar achteraf gezworen verklaringen over af. Vervolgens had de engel de platen onder zijn vleugel gepakt en was hij ermee verdwenen. Ze zijn sindsdien spoorloos. Dat deert ons niet. We weten immers, dankzij de stem uit de hemel, dat de vertaling accuraat is. Als er een in alle opzichten adequate en aan het origineel evenwaardige vertaling voorhanden is, bestaat aan het origineel geen behoefte meer.

De hemelse uitspraak bevestigt slechts wat we al konden afleiden uit de ongewone totstandkoming van de vertaling zelf. In dit opzicht vertoont het Boek van Mormon gelijkenis met die andere wonderlijke vertaling uit de bijbelse sfeer, de Septuagint. Het verhaal gaat dat deze vertaling van het Hebreeuwse Oude Testament in het Grieks, in de derde eeuw voor Christus in Alexandrië gemaakt voor de Griekssprekende joodse gemeente aldaar, het werk is van tweeënzeventig vertalers. Hoewel de vertalers ieder voor zich in afzondering werkten, kwamen zij alle reeds na enkele maanden met geheel identieke versies voor de dag. De verklaring voor die opmerkelijke prestatie ligt in goddelijke ingeving. God had zijn vertalers bijstand verleend door ieder van hen de juiste vertaling in te fluisteren. De christelijke kerkvader Sint Augustinus was vijfhonderd jaar later nog geneigd geloof te hechten aan de bovennatuurlijke inspiratie van de Septuagint, die in de vroeg-christelijke kerk de Hebreeuwse tekst ook metterdaad heeft vervangen. 

Overigens wist Augustinus maar al te goed dat er betekenisverschillen optraden tussen de Griekse versie en de Hebreeuwse tekst van de bijbel. Hij ging daar heel slim mee om. Hij stelde namelijk (o.a. in Over de christelijke leer, boek 2; De stad van God, boek 18 hoofdstukken 42-43) dat God datgene wat wel in de Septuagint maar niet in de Hebreeuwse bijbel staat, blijkbaar alleen in het Grieks wilde zeggen en omgekeerd, en dat waar de Septuagint en de Hebreeuwse tekst twee verschillende dingen zeggen, God die blijkbaar allebei gezegd wilde hebben, hier in de ene en daar in de andere taal., en in de beide talen met even veel gezag. Voor Augustinus waren zowel de Septuagint als de Hebreeuwse bijbel evenwaardige authentieke versies van dezelfde tekst. Aangezien de beide versies aan dezelfde onderliggende intentie uiting gaven, dienden eventuele betekenisverschillen aan die gemeenschappelijke intentie ondergeschikt te zijn. Ik kom op dit punt nog terug.

Zowel voor de Septuagint als voor het Boek van Mormon geldt dat de vertalers en de originele auteur geheel op één lijn en met dezelfde stem spreken, zodat zich tussen origineel en vertaling geen dissonantie of interpretatieve verwijdering voordoet en de vertaler als producent van het vervangende discours nergens een van de originele spreker afwijkende subjectpositie inneemt. Het Boek van Mormon is op dit punt een stuk duidelijker dan de Septuagint. In het geval van het Boek van Mormon is de originele tekst immers definitief uit het gezicht verdwenen. Bovendien beschikken we hier over een klinkende uitspraak, een stem die letterlijk uit de lucht komt vallen en die de miraculeuze aard van de vertaling onderstreept. Daarmee is het Boek van Mormon het meest spectaculaire voorbeeld dat ik ken van een vertaling die niet alleen tot evenwaardigheid met de grondtekst is opgetild, maar deze geheel en al en onherroepelijk vervangt, die letterlijk de plaats van de grondtekst heeft ingenomen en deze volkomen heeft verdrongen. De Nederlandse versie van het Boek van Mormon zet dat spel trouwens voort, maar in mineur. Deze versie (ik raadpleegde de tiende editie, uit 1968) vermeldt geen vertalersnaam en presenteert zich nergens als een vertaling uit het Engels van Joseph Smith. Er is uitsluitend sprake van een ‘Nederlandse uitgave’ en een ‘Nederlandse druk’ (Boek van Mormon 1968). Zo wordt de indruk gewekt dat het hier net zo goed om het Boek van Mormon gaat als in het geval van Joseph Smiths Book of Mormon.

Wat het verhaal van Joseph Smith zo opvallend maakt, is dat evenwaardigheid, equivalentie tussen origineel en vertaling, tot stand komt door een uitspraak die niet alleen de relatie tussen de betreffende teksten raakt maar ook de relatieve status van de afgeleide ten opzichte van de uitgangstekst. Die uitspraak bezit, als taalhandeling, een performatief karakter. Hij brengt een verandering teweeg in een feitelijke stand van zaken. Een vertaling geldt blijkbaar als een product dat in interpretatief en communicatief opzicht niet zomaar op gelijke voet met de oorspronkelijke tekst komt te staan. Het door middel van een uitspraak gelijkschakelen van de beide teksten vormt een performatieve taalhandeling. Waar bij Joseph Smith de stem uit de hemel uitdrukkelijk tussenbeide komt, dient bij de Septuagint het uitzonderlijke ontstaansverhaal om de status van de Griekse tekst tot de gewenste hoogte op te vijzelen. Bij het Nederlandse Boek van Mormon gaat dat op een nog subtielere, bijna onderhandse manier. Het is van belang hierbij aan te stippen dat, aangezien de gewijzigde status van de afgeleide tekst en de veranderde relatie met de uitgangstekst in werking treden door een performatieve taalhandeling, de wijzigingen zich slechts metterdaad voordoen voor wie zich door de taalhandeling gebonden achten of weten. Niet-mormonen hechten niet noodzakelijk geloof aan de inspiratie van het Boek van Mormon. De ‘geslaagdheidsvoorwaarden’ (felicity conditions) waaraan taalhandelingen moeten voldoen willen zij effect sorteren, gaan voor hen niet op.

Voor wie zich wel schikt naar de taalhandeling die de onderscheiden vertalingen evenwaardig aan hun originelen maakt, hebben echter deze vertalingen praktisch gezien hun status van vertaling achter zich gelaten. Een vertaling die in alle opzichten als evenwaardig aan haar origineel erkend en daarmee geheel gelijkgeschakeld is, kan genetisch dan wel een vertaling blijven heten maar functioneert niet meer als zodanig. De gebruiker heeft dan te doen met twee gelijkluidende authentieke teksten die equivalent aan elkaar zijn. Ik interpreteer equivalentie dan ook in de eerste plaats letterlijk als evenwaardigheid, een kwestie van status en gezag die worden verworven of toegekend. Equivalentie hoeft niet absoluut te zijn, maar laat zich als pragmatische variabele opvatten. Waar equivalentie absoluut wordt, betreden we een andere dimensie.

2 Equivalentie als verdwijnpunt
Laten we eerst een paar gevallen van equivalentie bezien waarbij gelijkwaardigheid tussen vertaling en origineel in sterkere of minder sterke mate in het geding is.

Bij tweetalige auteurs die hun eigen werk van de ene in de andere taal omzetten, nemen we doorgaans ook aan dat in de beide versies dezelfde auteur met evenveel gezag aan het woord is. Denk aan een Samuel Beckett die zichzelf van het Frans in het Engels vertaalt of omgekeerd, of aan André Brink, die net zo goed thuis is in het Afrikaans als het Engels. Wanneer we bij dergelijke zelfvertalers verschillen vaststellen tussen versies in de ene en in de andere taal, gaan we daarmee om op de manier van Sint Augustinus. We beschouwen beide versies als evenwaardig en gaan ervan uit dat eenzelfde stem, eenzelfde intentie en visie in twee talen vorm krijgen. Als dat tot divergerende uitingen leidt, betrekken we die alsnog op hetzelfde subject. Het is in deze gevallen nauwelijks nog relevant van vertalingen te spreken. De versies bestaan op gelijke hoogte naast elkaar.

Vertalingen die voor zichzelf een speciale vorm van inspiratie of bevlogenheid opeisen, kunnen als een zwakkere variant van dit type equivalentie gelden. Voor de Vulgaat is in de Middeleeuwen wel eens goddelijke inspiratie à la Septuagint ingeroepen, al is die visie door de kerkelijke overheid nooit in haar volle consequentie aanvaard. Vooral in de wereld van het poëzievertalen hoort men nog wel verkondigen dat alleen dichters dichters kunnen vertalen. Achter deze stelling, dunkt mij, schuilt de wens om op die manier vertalingen een status te verlenen waarop ze blijkbaar uit zichzelf geen aanspraak kunnen maken. Door zich als bevlogen aan te dienen doen die vertalingen een gooi naar equivalentie begrepen als evenwaardigheid.

Een geautoriseerde vertaling is tweeslachtiger. Die blijft ontegenzeggelijk een vertaling, maar kan zich tegelijk laven aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de hogere autoriteit, de auteur, die het in dezen immers voor het zeggen heeft. Die goedkeuring tilt de vertaling wat op, richting equivalentie. Bij biografieën gaat het net zo. Destijds kon de geautoriseerde biografie van Prinses Diana er zich op beroemen, niet alleen dat zij waarheidsgetrouwer was maar dat zij meer dan andere biografieën de visie van Diana op haar eigen leven weergaf. Hier was Diana als het ware bijna zelf aan het woord. Van Milan Kundera is bekend dat hij sinds 1985 nauwlettend toeziet op met name Engelse en Franse vertalingen van zijn werk en vaak ook zelf meevertaalt. Daarmee drukt hij in meer dan één opzicht zijn stempel op het vertaalde. Strikt genomen zijn overigens alle vertalingen, althans die van nog levende of recent overleden auteurs, geautoriseerde vertalingen. Zij vallen immers onder het auteursrecht. Geautoriseerde vertalingen dragen het goedkeuringswaarmerk van de auteur, die daarmee impliciet, of soms expliciet, te kennen geeft: ‘dit had ik geschreven kunnen hebben had ik in die taal geschreven’. Misschien is het daarom dat de meeste auteurs per taal maar één vertaling autoriseren. Vanuit dit perspectief gezien bestaat er een fundamenteel verschil tussen vertalingen van auteurs die binnen en auteurs die buiten het auteursrecht vallen. De eerste categorie is per definitie geautoriseerd, de andere moet met andere middelen gezag zien te verwerven.

Het prototype van een geautoriseerde vertaling is een officieel geattesteerde vertaling. Denk bij voorbeeld aan een vertaald getuigschrift voorzien van een officieel stempel en handtekening waarmee de vertaling als correct wordt gewaarmerkt. De attestatie laat de vertaling toe in bepaalde omstandigheden het origineel te vervangen, maar stempelt het document even onontkoombaar als een plaatsvervangend stuk.

Het limietgeval van een geautoriseerde vertaling is een geauthentiseerde vertaling. Dit is een belangrijk begrip, met radicale gevolgen. Laat ik eerst een wat zwakker voorbeeld van een geauthentiseerde vertaling geven. Op het Concilie van Trente (1545-63) bepaalde de katholieke kerk dat zij van al de Latijnse edities van de Schrift die toentertijd in omloop waren, de Vulgaat als de enige authentieke (authentica) editie erkende. Zij eigende zich meteen ook het alleenrecht op de interpretatie van die ene authentieke versie van de Schrift toe (Sutcliff 1948: 35-6). De kerk besefte heel goed dat de Vulgaat slechts een vertaling was, die bijgevolg niet zomaar in de plaats van de originelen kon komen. Zij loste dit probleem op door te verklaren dat de Vulgaat wel die onvolkomenheden vertoonde die aan alle vertalingen kleefden maar dat zij in geloofszaken geheel vrij van dwaling was. Een halve eeuw na Trente schreef kardinaal Roberto Bellarmine nog dat ‘deze vertaling geen enkele dwaling bevat in kwesties die geloof en moraal betreffen’ (Waterworth 1889: xci; Rice 1985: 187). Op die manier garandeerde de kerk de authenticiteit van de Vulgaat op al die punten die voor de leer van belang waren. In leerstellig opzicht bleef de Vulgaat aldus voor de katholieke kerk de ene en enige authentieke versie van de Schrift, equivalent aan de Griekse en Hebreeuwse versies. Daarmee hield de Vulgaat, althans op dat punt, op een vertaling te zijn.

Een vertaling authentiseren betekent haar equivalent verklaren aan de oorspronkelijke tekst. Eenmaal geauthentiseerd is een vertaling niet langer een vertaling maar een versie die in alle relevante opzichten evenwaardig en daardoor ook gelijkluidend met de oorspronkelijke versie geworden is. Het authentiseren zelf is een performatieve taalhandeling en dus alleen geldig binnen bepaalde institutionele contexten. Maar daar waar de taalhandeling geldt, heeft zij dramatische gevolgen. Die beperken zich niet tot de mormoonse of de katholieke kerk.

Het Verdrag (of de Conventie) van Wenen, in 1969 onder auspiciën van de Verenigde Naties tot stand gekomen en in 1983 herzien, regelt internationale verdragen. Artikel 33 van het Verdrag handelt over de interpretatie van meertalige verdragen die in meer dan één geauthentiseerde versie bestaan. Onder verwijzing naar dit artikel omschrijft Paul van den Hoven een geauthentiseerde versie als ‘een tekstversie van een verdrag die officieel door de verdragspartijen is vastgesteld en erkend als kenbron, gelijkwaardig aan de eventuele andere taalversies’ (1998: 40). Die verschillende taalversies kunnen op meer dan één manier ontstaan. Zij kunnen in parallel ontworpen en neergeschreven worden, of het kan om vertaling gaan. Indien nu bij een meertalig verdrag een of meer van de uiteindelijke teksten tot stand komen als gevolg van vertaling uit een brontekst, dan zorgt de taalhandeling van het authentiseren er op een bepaald moment voor dat die vertalingen promoveren tot versies die als volstrekt evenwaardig aan de bronversie gelden. Doordat we vanaf dit moment met absoluut evenwaardige versies te maken hebben, houden de vertalingen op vertalingen te zijn en komt tegelijk tot stand wat Van den Hoven noemt ‘de fictie van de volkomen equivalentie en gelijkluidendheid’ (1998: 44). Dat is precies wat lid 3 van artikel 33 van het Verdrag van Wenen stipuleert:

De termen van een verdrag worden geacht dezelfde betekenis te hebben in de onderscheiden authentieke teksten. (Van den Hoven 1998: 46; Blix & Emerson 1973: 340; Reuter 1995: 261).

Gelijkluidendheid is een gevolg van de rechtsgelijkheid die door het authentiseren in het leven wordt geroepen. Wanneer toch betekenisverschillen tussen geauthentiseerde versies optreden, is het uitdrukkelijk verboden die op te lossen door terug te keren naar de oorspronkelijke brontekst. Daarmee zou immers een van de gelijkwaardige versies alsnog boven de andere komen te staan. Die weg terug is door het authentiseren juist afgesloten, elk van de geauthentiseerde versies is nu een aan de andere versies volkomen evenwaardige kenbron. Een geauthentiseerde versie zweert bijgevolg haar vroegere bestaan als vertaling af, blaast de brug van de herinnering op en slaat zichzelf met amnesie. Betekenisverschillen tussen de versies moeten een oplossing vinden door uit te gaan van die interpretatie en die achterliggende intentie die de onderscheiden versies met elkaar verzoent en in overeenstemming is met de strekking van het verdrag als geheel (Van den Hoven 1998: 46-7; Sinclair 1984: 148-9). Daarmee zijn we terug bij Sint Augustinus en zijn ingenieuze omgang met de verschillen tussen de Septuagint en de Hebreeuwse bijbel.

Tot geauthentiseerde versies gesublimeerde vertalingen beroeren ons dagelijks leven. Het basisdocument van de Europese Unie, het Verdrag van Rome, werd 1957 in vier talen opgesteld en is sindsdien uitgebreid. In de geconsolideerde versie van 2002 luidt artikel 314:

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.

Krachtens de toetredingsverdragen zijn de teksten in de Deense, de Engelse, de Finse, de Griekse, de Ierse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek. (http://www.europa.eu.int/eur-lex/nl/treaties/dat/ec_consol.pdf)

Sommige van deze versies zijn allicht als vertaling tot stand gekomen. In de institutionele context van de Europese instellingen zijn zij echter geen vertalingen meer, maar gelijkelijk authentieke versies waaraan op grond van die rechtsgelijkheid een gelijkluidende betekenis wordt toegeschreven (Wagner e.a. 2002: 5-9). Teksten die in de landen van de Europese Unie wettelijk bindend zijn, verschijnen in de (tot 1 mei 2004 nog) elf talen van de EU met per taal een toevoeging:

Only the English text is authentic
Nur der deutsche Text ist verbindlich
El texto en lengua española es el único auténtico
Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek
etc.

Ook al zouden tien van die versies als vertaling van één origineel in het leven geroepen zijn, zij treden naar buiten als elf authentieke, equivalente versies. Ook het ene origineel is dan gesneuveld: een tekst waar geen vertaling van bestaat, is gewoon een tekst als een andere.

Vóór de Conventie van Wenen tot stand kwam, bepaalden meertalige verdragen vaak ook zelf al de status van de onderscheiden taalversies. Zo verklaart artikel 10 van de internationale conventie over genocide uit 1948 dat ‘the Chinese, English, French, Russian and Spanish texts are equally authentic’. Het vredesverdrag tussen Indonesië en Japan van 1958 vermeldt daarentegen: ‘Done in duplicate, in the Japanese, Indonesian and English languages, at Djakarta (…). In case of any divergence of interpretation, the English text shall prevail’ (Blix & Emerson 1973: 256, 254).

In België, waar men heel bewust met taal omgaat, staat de meertaligheid van de grondwet in de grondwet zelf beschreven. Artikel 189 bevestigt dat er van de huidige Belgische Grondwet drie versies bestaan die bij implicatie equivalent aan elkaar zijn:

De tekst van de Grondwet is in het Nederlands, in het Frans en in het Duits gesteld.
Le texte de la Constitution est établi en français, en néerlandais et en allemand.
Der Text der Verfassung ist in Deutsch, in Französisch und in Niederländisch festgelegt.
(www.senate.be/doc/const_nl; www.senate.be/doc/const_fr; www.senate.be/doc/const_de)

Zo was het niet vanaf het begin. Tot 1898 bezaten Belgische wetteksten alleen in het Frans rechtsgeldigheid. De Nederlandse versie van de grondwet verwierf die status pas in 1967; toen werd ook het artikel toegevoegd dat in het Nederlands luidt: ‘De tekst van de Grondwet is in het Nederlands en in het Frans opgesteld’ (Brouckaert 1998: 33; Luyckx & Platel 1985: 553). Het omgekeerde komt in België trouwens ook voor. In de zogeheten faciliteitengemeenten rond Brussel (dat zijn in de Brusselse rand gelegen Vlaamse gemeenten met een aanzienlijk aantal Franssprekende inwoners waar de plaatselijke overheid de Franstaligen in hun taal bedient) is de Vlaamse overheid erop uit de Franstalige inwoners eraan te herinneren dat die gemeenten wel degelijk bij Vlaanderen horen. Dat doet zij door de Franstalige documenten waar de Francofonen recht op hebben, nadrukkelijk als vertalingen te bestempelen. Vertalingen zijn niet equivalent aan authentieke teksten. 

Het wordt hoog tijd dat ik dit eerste deel afrond. Equivalentie tussen vertaling en origineel laat zich niet vaststellen op grond van bepaalde tekstkenmerken. Equivalentie wordt toegekend door middel van een institutionele, performatieve taalhandeling. Een vertaling authentiseren betekent ze voor equivalent verklaren. Een geauthentiseerde vertaling is evenwaardig aan de andere authentieke versie of versies van een bepaald document en, als gevolg, daarmee gelijkluidend. Een geauthentiseerde vertaling is geen vertaling meer, maar een equivalente versie die de herinnering aan haar oorsprong heeft uitgewist. Omdat equivalente versies gelijkluidend zijn, ademen zij alle dezelfde geest en drukken zij eenzelfde intentie uit. Ze zijn eenstemmig. Daarom is een equivalente versie ook een definitieve versie. Er bestaat maar één Boek van Mormon, één Septuagint, één Nederlandstalig Verdrag van Rome, één Nederlandse, één Franse, één Duitse versie van de Belgische grondwet. Ruimte voor het uitwaaieren van betekenissen van de ene versie tot de andere is er niet, plaats voor een vertaler evenmin. Equivalentie betekent de uiterste grens, het verdwijnpunt en daarmee het einde van het vertalen, tevens de dood van de vertaler. Equivalentie lost vertaling op. 

3 Vertaling gethematiseerd
Het beeld heeft een keerzijde. Om die keerzijde is het mij te doen. Vertalingen die nog niet tot versies zijn geauthentiseerd of gesublimeerd, vertalingen die als vertalingen aangemerkt blijven worden, kunnen niet equivalent zijn aan hun originelen. Equivalentie ligt buiten het bereik van vertaling. Daarom zijn vertalingen ook herhaalbaar. Zij laten zich steeds weer hernemen, in altijd weer andere gedaanten. Tegen die wetmatigheid vermag ook het auteursrecht maar weinig: het kan de bonte woekering van vertalingen hooguit een tijdje tegenhouden, tot zeventig jaar na de dood van de auteur van het origineel. Bovendien dragen vertalingen altijd de aanwezigheid van een vertaler in zich. Het gaat hier om een discursieve aanwezigheid, een stem, een subjectpositie, het spoor dat terugverwijst naar een interventie. Moeilijk te bevatten is die vertalersaanwezigheid niet, al is het soms lastig haar met de vinger aan te wijzen. Alle vertalen vereist het begrijpen en interpreteren van een bestaande tekst, en bijgevolg een interpretatief gezichtspunt. Het tot stand brengen van de nieuwe tekst, de vertaling, vergt een bepaalde keuze uit beschikbare talige middelen. Beide operaties, interpretatie en expressie, geven een handelend subject en daarmee een subjectpositie te kennen.

Ongetwijfeld streven veel vertalingen bewust naar het wegcijferen van de vertaler, zoals veel vertalingen ongetwijfeld equivalentie nastreven. Of beter: voorzover vertalingen vertalingen blijven en niet tot equivalente versies worden opgestoten, kunnen zij de illusie van equivalentie nastreven. Daar zijn ze vaak heel goed in. Maar ook het creëren van die illusie heeft zijn prijs. Hoe overtuigender de illusie van equivalentie, hoe ijler, doorzichtiger en glasachtiger de vertaler. Wanneer ik Het paradijs verloren in handen heb en mij wil overgeven aan de illusie dat ik Paradise Lost lees, moet ik kunnen geloven dat ik John Milton hoor en niet Peter Verstegen. Anders gezegd: de illusie van equivalentie zint op het elimineren van de vertaler; of juister: de illusie van equivalentie berust op een verdwijntruc van de vertaler. Want het gaat wel degelijk om een zinsbegoocheling. Vertalers kunnen zich in het vertaalde wel tot ongrijpbaarheid toe laten vervluchtigen, maar zij kunnen zich er niet uitschrijven. 

Juist omdat vertalers zich niet van hun vertalingen kunnen loszingen, zijn zij in het vertaalde ook altijd zelf aan het woord. Wat zingen ze dan, en hoe beluisteren wij ze, zelfs wanneer ze nauw merkbaar neuriën? Daarover gaat de rest van deze uiteenzetting. Die wil ik aan twee voorbeelden ophangen. Zij bewegen zich allebei van het klaarblijkelijke naar het minder vanzelfsprekende. Zij dienen uitsluitend ter illustratie en kunnen door duizend andere voorbeelden vervangen worden.

Het eerste voorbeeld is een passage uit een Engels boek over een man, aangeduid als een ‘patiënt’, die zodanig verliefd is dat hij lichtelijk obsessief gedrag begint te vertonen. Ik heb in het citaat een paar woorden weggelaten maar verder niets veranderd. De scène in het eerste gedeelte van de volgende passage hangt nauw samen met wat in het tweede gedeelte meegedeeld wordt. Om de passage te begrijpen moet u het einde ervan terugkoppelen naar het begin:

One day while he was away on his summer holidays the idea suddenly occurred to him that he was too fat and that he must make himself thinner. So he began getting up from table before the pudding came round and tearing along the road without a hat in the blazing heat of an August sun. Then he would dash up a mountain at the double, till, dripping with perspiration, he was forced to come to a stop. [...] Our patient could think of no explanation of this senseless obsessional behaviour until it suddenly occurred to him that at that time his lady had also been stopping at the same resort; but she had been in the company of an English cousin, who was very attentive to her and of whom the patient had been very jealous. This cousin’s name was Richard, and, according to the usual practice in England, he was known as Dick. Our patient, then, had wanted to kill this Dick.

Het valt niet mee om het einde van dit citaat terug te laten aanknopen bij het begin ervan. Het is ronduit onmogelijk. Wat hebben de moordplannen van de man te maken met zijn manie tot rondjes rennen in de hete zomerzon? Toch zit de oplossing in de tekst, althans in het oorspronkelijk. Wat ik u heb laten lezen is, in vertaling, precies wat de vertaler bij het vertalen voor zich had en dus keurig vertaalde. Uit het resultaat is echter niet goed wijs te raken. Dit beseffend heeft de Engelse vertaler het Duitse origineel van Freud aldus weergegeven: 

One day while he was away on his summer holidays the idea suddenly occurred to him that he was too fat (German: dick) and that he must make himself thinner. So he began getting up from table before the pudding came round and tearing along the road without a hat in the blazing heat of an August sun. Then he would dash up a mountain at the double, till, dripping with perspiration, he was forced to come to a stop. [...] Our patient could think of no explanation of this senseless obsessional behaviour until it suddenly occurred to him that at that time his lady had also been stopping at the same resort; but she had been in the company of an English cousin, who was very attentive to her and of whom the patient had been very jealous. This cousin’s name was Richard, and, according to the usual practice in England, he was known as Dick. Our patient, then, had wanted to kill this Dick.

Aha. De woorden die nu in de eerste zin tussen haakjes staan, en die ik in het eerste citaat wegliet om u te misleiden, maken de passage (uit Freuds analyse van de zogeheten Rattenman) begrijpelijk. Het gaat om een geval van transpositie via woord-associatie tussen de eigennaam Dick en het adjectief dick. De patiënt wil zijn rivaal Richard alias Dick vermoorden, beseft dat dat niet zomaar kan en transfereert zijn haatgevoelens naar de ‘dikheid’ in het eigen lichaam. Omdat de associatie Dick-dick in het Duits wel maar in het Engels niet werkt, komt de vertaler hulpvaardig tussenbeide. De tussenkomst is duidelijk gemarkeerd in de twee woorden tussen haakjes. Die zijn niet zonder meer op Freud terug te voeren. In de oorspronkelijke Duitse tekst hoefde Freud zijn lezer immers niet te vertellen dat hij in het Duits schreef, en het woordje dick, dat wel degelijk rechtstreeks uit Freud gelicht is, is nu juist niet vertaald, midden in een uitvoerig essay dat ons in het Engels wil doen geloven dat we Freud lezen. In de parenthese ontwaren we niet alleen een vertalersdilemma, we zien er een vertaling die op haar eigen ontstaan en haar reden van bestaan terugblikt, die zich als het ware de verbinding met haar totstandkoming herinnert. De illusie van equivalentie, het opschorten van het weten omtrent de aanwezigheid van een vertaler in het vertaalde, wordt daarmee onmogelijk.

De vertaler is hier dus heel zichtbaar. Ik meen dat hij op nog een tweede, wat schimmiger manier zichtbaar wordt in de passage. In het Engels is dick een slang-woord voor ‘penis’. Het is merkwaardig dat in een analyse als deze, waar alles net als in andere studies van Freud zo nadrukkelijk om seksuele obsessies, trauma’s en verdringingen draait, op die associatie niet nader wordt ingegaan. We weten natuurlijk hoe dat komt. In het Duits is dick geen slang voor ‘penis’, de associatie kwam bij Freud niet op, hij schreef er niet over, er viel dus niets te vertalen. In het Engels echter bevat de opvallende afwezigheid van een nadere beschouwing waar die zich juist zo vanzelfsprekend opdrong, een impliciet commentaar van de vertaler. Zijn in het oog springende terughoudendheid laat ons weten dat hij nu eenmaal niet kon of wilde vertalen wat er niet stond, hoe uitnodigend de Engelse bewoordingen ook wenkten. 

Zowel in de toevoeging van de twee woordjes die de passage begrijpelijk maken als in de onwil om op de connotatie van de naam Dick in te gaan, toont de vertaler zijn profiel. In beide gevallen levert hij al vertalende commentaar op het vertalen zelf, door de lezer hetzij direct en expliciet hetzij indirect en discreet aan vertaalproblemen deelachtig te maken en door zijn visie op zijn taak als vertaler te kennen te geven.

4 Vertaalspecifieke intertekstualiteit
Mijn tweede voorbeeld betreft het dagboek van Anne Frank. Een fragment uit het dagboek verscheen enige jaren geleden, in Engelse vertaling, in de bundel Women Writing in Dutch (Aercke 1994). Het hoofdstuk dat in deze anthologie aan Anne Frank gewijd is, bestaat uit een inleiding door Laureen Nussbaum, een vertaalde passage uit het dagboek, en verklarende aantekeningen (Nussbaum 1994). In de inleiding en de aantekeningen legt Nussbaum uit dat zij de bestaande Engelse vertaling van het dagboek, door B.M. Mooyaart-Doubleday, op haar bruikbaarheid voor de nieuwe bloemlezing had bekeken en er allerlei tekortkomingen in aangetroffen had. Zij maakte daarom haar eigen vertaling. Haar verzoek om die te mogen publiceren werd door de rechthebbenden echter afgewezen. Nussbaum was dus gedwongen de door haar gelaakte Doubleday-vertaling toch te gebruiken. Dat deed zij, maar niet zonder haar onvrede kenbaar te maken, zowel in een uitvoerige noot als ook, een tikkeltje brutaal wellicht, in de Doubleday-vertaling zelf. Het volgende fragmentje (uit de dagboekaantekening voor 24 december 1943) geef ik eerst in de vertaling van Mooyaart-Doubleday:

I must keep my head high and be brave, those thoughts will come, not once, but oh, countless times. Believe me, if you have been shut up for a year and a half, it can get too much for you some days. In spite of all justice and thankfulness, you can’t crush your feelings.

Het volgende citaat laat zien hoe Nussbaum in die vertaling tussenbeide komt:

I must keep my head high and be brave, those thoughts will come {all the same}, not once, but oh, countless times. Believe me, if you have been shut up [confined] for a year and a half, it can get too much for you some days. In spite of all justice [fairness] and thankfulness, you can’t crush [repress] your feelings. (Nussbaum 1994: 552)

De accolades geven toevoegingen aan die volgens Nussbaum niet hadden mogen ontbreken, de rechte haken alternatieve verwoordingen die volgens Nussbaum de voorkeur hadden verdiend. 

De passage zoals ze in Women Writing in Dutch afgedrukt staat, is niet echt een transparante weergave die ons in staat stelt ons over te geven aan de illusie dat we hier Anne Frank lezen. Er is duidelijk meer aan de hand. De toevoegingen van Nussbaum leveren onverholen kritisch commentaar op de weergave van Doubleday. Het onderwerp van dat commentaar is het vertalen van Anne Frank. Waar de Doubleday-vertaling de lezer impliciet vroeg om als legitieme representatie erkend te worden, betwist Nussbaum die legitimiteit en stelt zij daar een voor haar gevoel adequatere representatie tegenover. 

De polemische dialoog die aldus ontstaat is er een van vertaler tot vertaler. Hij gaat als het ware over het hoofd van Anne Frank heen en thematiseert niet alleen het vertalen van deze bepaalde zinnen uit Anne Franks dagboek maar ook in ruimer verband het vertalen van teksten van dit gehalte, van dit genre, van deze tekstsoort, én het vertalen op deze of gene manier. Nussbaum vindt Doubleday zowel te letterlijk als te slordig. Dat zegt zij in de aantekeningen (‘…the Doubleday translation tends to be too literal […] and quite often it is downright wrong’, 1994: 572), maar ze demonstreert het ook met haar tussenkomst in de vertaling zelf.

De passsage wordt hierdoor zowel gelaagd als zelfreferentieel. Zij dient zich aan als weergave van Anne Frank maar laat tegelijk zien dat zo’n weergave variaties en hernemingen toelaat. Die demonstratie van de herhaalbaarheid van het vertalen slaat iedere aanspraak op equivalentie de bodem in. Daarnaast, in de marge van hun representatie, letterlijk tussen haken, maken de vertalers ruzie over vertaalkwesties. Voorzover Doubleday zich als natuurgetrouwe weergave van Anne Frank opwerpt, roept Nussbaum: ‘Ceci n’est pas Anne Frank’ –

Maar er is meer. De passage zoals die in Women Writing in Dutch afgedrukt staat, is uiteraard niet wat Nussbaum had willen zien. Zij had ongetwijfeld haar eigen vertaling zonder haken in druk gewild, als volgt:

I must keep my head high and be brave, those thoughts will come all the same, not once, but oh, countless times. Believe me, if you have been confined for a year and a half, it can get too much for you some days. In spite of all fairness and thankfulness, you can’t repressyour feelings.

Wat ik hiermee wil zeggen is dat ook indien Nussbaums vertaling op deze manier was afgedrukt, de polemiek met Doubleday er nog net zo sterk in had gezeten. Hij zou alleen niet zo oogverblindend maar wat schimmiger zijn geweest. We hadden hem slechts kunnen onderkennen door Nussbaums vertaling met die van Doubleday te confronteren en de verschillen in woordkeuze als bewuste differentie te duiden. Overigens zou de vertaling van Nussbaum ook naar die van Doubleday verwijzen als de differentie tussen de twee niet gewild of polemisch was, als zij dus instemmend van aard was geweest (in het uiterste geval hadden we dan wellicht van plagiaat gesproken) of als zij uitsluitend in het oog van de beschouwer vorm had gekregen. In al deze gevallen hebben we immers te maken met het significant betrekken van de ene tekst op de andere, met het resoneren van een bestaande tekst in een nieuwe, met intertekstualiteit. Alleen gaat het bij dit betrekken van de ene tekst op de andere niet zozeer om de relatie tussen vertaling en origineel, maar om een vertaalspecifieke intertekstualiteit, de manier waarop een vertaling hetzij expliciet, hetzij impliciet, bedekt en onderhuids, verwijst naar een andere vertaling, naar andere vertalingen of naar het vertalen als zodanig.

De manier waarop Nussbaum in Women Writing in Dutch met de vertaling van Doubleday omgaat, laat zich dus in twee richtingen uitbreiden. Ten eerste zou de polemiek net zo goed meegespeeld hebben als hij niet met zoveel typografische nadruk gemarkeerd was geweest. Een hervertaling roept eerdere vertalingen onweerstaanbaar op. Ten tweede maakt het voorbeeld duidelijk dat een vertaalspecifieke intertekstualiteit in principe in alle vertalingen te ontwaren is. Achter een vertaling doemen altijd andere vertalingen op.

De Franse criticus Gérard Genette heeft termen bedacht voor verschillende vormen van intertekstualiteit, die ook op vertaalspecifieke intertekstualiteit toepasbaar zijn. We kunnen volgens die terminologie spreken van specifieke intertekstualiteit wanneer een vertaling een bepaalde andere vertaling viseert. Nussbaum heeft het speciaal op Doubleday gemunt. Generische intertekstualiteit is in het geding voorzover Nussbaums kritiek zich ook richt op een bepaalde manier van vertalen – een vertaalstijl, een vertaalstrategie, een vertaalpoëtica, al of niet gekoppeld aan een bepaald type origineel. Nussbaum is van mening dat met een tekst als die van Anne Frank een bepaalde vertaalbenadering, een wijze van vertalen, overeen hoort te komen. Architekstualiteit is Genettes term voor de meest algemene vorm van intertekstualiteit. Zoals literaire werken niet alleen relaties onderhouden met specifieke andere werken en met ruimere genre-concepten maar daarenboven een beroep doen op een overkoepelende categorie ‘literatuur’, zo vraagt iedere vertaling om in het licht van een herkenbare, cultuurhistorisch bepaalde categorie ‘vertaling’ te worden gelezen, en op grond daarvan als vertaling herkend en erkend. Anders gezegd: vertaalspecifieke architekstualiteit appelleert aan vertaling als cultuurtekst, in de zin waarin Maaike Meijer deze term hanteert als een scenario dat in de omringende cultuur voorhanden is, ‘een conglomeraat van geaccepteerde, steeds weer terugkerende motieven en wijzen van representatie rond een thema’ (1996: 33).

In de meeste gevallen is dat appel overigens paradoxaal. Immers, een vertaling die op de illusie van equivalentie mikt, en dat doet het gros van de doordeweekse vertalingen die ons onder ogen komen, beijvert zich juist om de lezer te doen vergeten dat zij een vertaling is. Een lectuur die desondanks gespitst is op het onderkennen van de subjectpositie van de vertaler en van vertaalspecifieke intertekstualiteit, stelt zich tegendraads op. Lezen met het oog niet op het onderliggende origineel maar op wat een vertaling ons over vertalen meedeelt, is een schizofrene, dwarse bezigheid.

De drie genoemde vormen van intertekstualiteit (specifiek; generisch; architekstueel) opereren dus in een vertaalspecifieke dimensie. Die dimensie komt in sommige gevallen uitdrukkelijk in beeld, wanneer vertalers zich in aantekeningen en tussen haken paratekstueel profileren. Maar zoals ik heb laten zien speelt zij wel degelijk ook in die gevallen waar zij niet zo direct aanwijsbaar is. Het gaat hierbij om een dimensie die het vertalen telkens weer op zichzelf doet terugplooien en die de navelstreng van het vertalen vormt. Vertalers spreken tijdens het vertalen over vertalen. Daarin zit het navelstaren. 

Het terugplooien op zichzelf creëert continuïteit in een historische reeks. Wij aanvaarden vertalingen als legitieme zij het altijd voorlopige, niet-equivalente uitbeeldingen van andere teksten omdat wij ze intertekstueel projecteren op bestaande vertalingen, op vertaalopvattingen en op een breder, cultureel ingebed begrip van wat vertalen inhoudt. Vertalers van hun kant rekenen ook met die verwachtingspatronen. In hun vertalingen profileren zij zich door de manier waarop zij zich naar die patronen schikken of er aan wrikken en tornen. De patronen maken het vertalen mogelijk. We kunnen vertalen omdat er vertalingen zijn én omdat we er, schizofreen en navelstarend, oog voor hebben. Het aanscherpen van die blik is een investering die loont.

 

Bibliografie
Aercke, Kristiaan (ed.). 1994. Women Writing in Dutch. New York & London: Garland. 

Blix, Hans & Jirina Emerson. 1973. The Treaty Maker’s Handbook. New York & Stockholm: Oceana & Almqvist & Wiksell.

Bloemen, Henri e.a. (eds.) 1998. De kracht van vertaling. Utrecht: Platform Vertalen & Vertaalwetenschap.

Boek van Mormon. 1968. Het Boek van Mormon, een door Mormon op platen geschreven verslag, overgenomen van de platen van Nephi. … Van de platen vertaald door Joseph Smith Jr.. S.l.: Uitgegeven door de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Nederlandse Zending. Tiende druk. Eerste Nederlandse druk 1890. Eerste Nederlandse uitgave in twee kolommen … 1924. 

Brouckaert, Hugo. 1998. ‘De Nederlandse rechtstaal in België’, in: Bloemen 1998, 29-39.

Bushman, Richard. 1984. Joseph Smith and the Beginnings of Mormonism. Urbana & Chicago: University of Illinois Press.

Clayton, Jay & Eric Rothstein (eds.). 1991. Influence and Intertextuality in Literary History. Madison: University of Wisconsin Press.

Freud, Sigmund. 1963. Three Case Histories. Ed. Philip Rieff. New York: Simon and Schuster.

Genette, Gérard. 1979. Introduction à l’architexte. Paris: Seuil.

Genette, Gérard. 1982. Palimpsestes. Paris: Seuil.

Hermans, Theo. 2001. ‘De peren van de kersenboom’, Perspectieven voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw (eds. G. Elshout e.a.), Woubrugge: ivn, 377-98.

Hill, Donna. 1977. Joseph Smith, the First Mormon. Garden City (ny): Doubleday.

Hoven, Paul van den. 1998. ‘Een vertaling die geen vertaling mag zijn. Over artikel 33 van het verdrag van Wenen en andere vreemde zaken’, in: Bloemen 1998, 40-47.

Luyckx, Theo & Marc Platel. 1985. Politieke geschiedenis van België. Antwerpen: Kluwer.

Meijer, Maaike. 1996. In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van de representatie. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Nussbaum, Laureen. 1994. ‘Anne Frank’, in: Aercke 1994, 513-75.

Persuitte, David. 1985. Joseph Smith and the Origins of the Book of Mormon. Jefferson (nc) & London: McFarland.

Petersen, LaMar. 2000. The Creation of the Book of Mormon. A Historical Inquiry. Salt Lake City: Freethinker Press.

Reuter, Paul. 1995. Introduction to the Law of Treaties. Transl. J. Mico & P. Haggermacher. London & New York: Kegan Paul International.

Rice, Eugene. 1985. Saint Jerome in the Renaissance. Baltimore & London: Johns Hopkins University Press.

Schroeder, H.J. 1978. Transl. Canons and Decrees of the Council of Trent. Rockford (Ill.): Tan.

Sinclair, Ian. 1984. The Vienna Convention on the Law of Treaties. 2nd ed. Manchester: Manchester University Press.

Sutcliff, E.F. 1948. ‘The Council of Trent on the Authentia of the Vulgate’, Journal of Theological Studies 49.

Wagner, Emma; Svend Bech & Jesús Martínez. 2002. Translating for the European Union Institutions. Manchester: St Jerome.

Waterworth, J. 1889. The Canons and Decrees of the Council of Trent. London.

www.europa.eu.int/eur-lex/nl/treaties/dat/ec_consol.pdf

www.senate.be/doc/const_nl

www.senate.be/doc/const_fr

www.senate.be/doc/const_de

www.xroads.virgina.edu/~hyper/hns/Mormons/Smith.html