Voor zeven keer vijf vertalers is het vandaag ‘nog één nachtje slapen’. Zij zijn genomineerd voor de winst in zeven categorieën van de vertaalwedstrijd Nederland Vertaalt van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
In december schreef ik op deze plaats een column over de opgave Frans-Nederlands, een gedicht van Jacques Prévert. Er leek een regel te ontbreken in de opgave. De ochtend dat de column online ging, stond de regel ineens wél op de site van het Cultuurfonds – en later weer niet, en uiteindelijk toch wel. Reden voor een PS bij die column. Dezelfde middag nog ontving ik een mail van Leo van Maris (hij vertaalde een keuze uit het Dagboek van de Goncourts, Rousseau’s Bekentenissen en Stendhals Lucien Leuwen). Hem was nog iets opgevallen. Van de ‘onstabiele’ versregel bleken twee versies te bestaan. In de Pleiade-uitgave van Préverts Oeuvres Complètes staat dans le désert de cette tête, in de Folio-pocketuitgave van Paroles, de bundel waarin ‘Le miroir brisé’ oorspronkelijk verscheen, dans le désert de cette fête – dat is vreemd, voor uitgaven binnen één uitgeverij, Gallimard. Daarop gewezen antwoordde het Cultuurfonds Van Maris dat er van het gedicht twee versies in omloop zijn en dat gekozen was voor de versie met fête.
Van Maris ging op onderzoek uit. Met zijn toestemming geef ik zijn bevindingen hier door. Maar eerst laat ik zien dat het gedicht zelf eigenlijk het antwoord al bevat. Dat geeft me dan weer vertrekpunten voor een voorbeschouwing op de prijsuitreiking in de categorie Frans-Nederlands, morgen.
3 - 3 - 2 -- 3 - 3 - 2
De rijmklanken geven een eerste aanwijzing. De manier waarop ze over de verzen verdeeld zijn, structureert het gedicht. En die structurering rijmt weer met de inhoud ervan. Dit zijn de klanken, fonetisch weergegeven:
[è], in [ès] + [èt] + [è]
[é]
[eu], open in [euz] en gesloten in [eur]
[ie]
… en dit is de structuur:
… twee groepen van 8 verzen, ieder bestaand uit twee keer 3 verzen, afgesloten met één keer 2 verzen. De tweetallen rijmen intern, drie van de vier drietallen hebben omarmend rijm. Eén drietal valt uit de toon – letterlijk. Wat ik zou verklaren vanuit de inhoud ervan: de groepjes verzen weerspiegelen steeds hun betekenis. Het eerste drietal schetst de uitgangssituatie, het lyrisch ik is volwassen, maar heeft het kind in zichzelf behouden: een jongetje in zijn hoofd dat zingt en danst. In het tweede drietal gebeurt iets dat alles overhoop gooit. Dat leidt tot een nieuwe uitgangssituatie, geschetst in het eerste tweetal: het decor voor wat volgt.
Hoewel het gedicht zonder witregels is afgedrukt, ervaar ik een cesuur tussen regel 8 en 9 – iconisch in een gedicht dat ‘Le miroir brisé’ heet. In het derde drietal verzen hoor je, met nieuwe klanken, wat er in de stille verlatenheid klinkt. Het lyrisch ik hoort in plaats van zijn eigen zingen de stem van een jij, een gelukkige, maar breekbare kinderstem, die ook verscheurd en triest klinkt. De klank die eenzaam in het midden van dit drietal staat, rijmt toch, enfin, hij assoneert: met de titel. Daardoor lees ik die [ie] als glasgerinkel. Het chiasme (déchirée fragile tegenover enfantine désolée) verbeeldt de verwarring van het lyrisch ik. In het vierde drietal lees ik troost. De stem komt wel van ver, maar roept de ik en maakt contact. Zijn reactie (ma main sur mon coeur) rijmt (ongeveer) met haar stem (heureuse). De troost zie ik verbeeld in het weer omarmende rijm. In zijn hart voelt de ik tegenstrijdige dingen, verwoord in het laatste tweetal verzen: enerzijds bloed, anderzijds sterren, enerzijds glasscherven, éclats de glace, anderzijds het duivels moeilijk te vertalen éclats de rire.
De suggestie van de troost ontleen ik aan een noot in de Pleiade-uitgave. Aan het slot van Antoine De Saint-Exupéry’s Le Petit Prince is de verteller verdrietig omdat hij na het vertrek van de kleine prins diens lachen nooit meer zal horen. Het prinsje, dat hij le petit bonhomme noemt, troost hem: Als je naar de sterren kijkt, zul je ze horen tinkelen. « Ce sera comme si je t’avais donné, au lieu d’étoiles, des tas de petits grelots qui savent rire… » Een andere noot wijst op de troop van de wereld achter de spiegel, waar een verloren geliefde kan worden teruggevonden. De lach treft de ik in het hart, omdat een herinnering wordt aangeraakt, maar tegelijk wordt het verleden nieuw leven ingeblazen. Zo lees ik het einde van het gedicht positief, enfin, als een nieuwe balans, door de weemoed van de troost.
Uit deze structuur van klanken en inhoud leid ik af dat regel 8 moet eindigen op tête. Omdat het gedicht het meest in balans is wanneer het tête dat midden in het eerste drietal staat en het fête dat in het tweede staat, worden hernomen in het tweetal dat op die twee drietallen volgt en het eerste achttal besluit – maar wel in omgekeerde volgorde, ‘rijmend’ met het chiasme van de verwarring (r. 10 en 11). Zijn deze elementen te herkennen in de vijf genomineerde vertalingen van Préverts gedicht?
Klankstructuur
De eindklanken van Préverts verzen geven de inhoud van het gedicht mee vorm. Van de genomineerde vertalingen heeft alleen die van Wim Roos een bijna met het origineel vergelijkbare klankstructuur. Bij Harriet Weststrate vind je hem op het tweede gehoor. De anderen rijmen, assoneren en allitereren wel – soms wat al te dwangmatig (‘feesttenten aan gruzelementen’, hoewel dat wel weer mooi past bij de gebroken spiegel…; ‘schoenveter afgeknakt’…‘kramen in een ruk ingezakt’), of waar ik het juist niet zou doen (in het derde drietal verzen) – maar niet zo volgehouden gestructureerd dat je Préverts 3 3 2 3 3 2 erin herkent.
Zingbaarheid
Joseph Kosma’s melodie is niet makkelijk te zingen. Dat de ‘accentueringsmelodie’ van het Nederlands sterk verschilt van die van het Frans maakt het er ook niet makkelijker op, maar geen van de genomineerde vertalingen past in haar geheel op de melodie. Hooguit in een soort parlando, met enkele tot veel gesmokkelde lettergrepen.
Schijnbare eenvoud van de taal
Niet alle genomineerde vertalers zijn erin geslaagd continu afgestemd te blijven op het ogenschijnlijk eenvoudige register van Prévert: ‘zielsbedroefde stem’, ‘woelden bebloed’, ‘kristallijne lach’, ‘roerden’ en ‘kerfden zich’ zijn, net als de inversie in een van de titels (‘De spiegel gebroken’), formeler, literairder dan Préverts woorden.
Titel & éclats
De grootste uitdaging zat in kop en staart van deze opgave. Hoe breng je éclats de glace & de rire bij elkaar? ‘In lachen uitbarsten’ komt er dichtbij, misschien hebben twee vertalers daarom ‘De gebarsten spiegel’ als titel gekozen. Maar willen de scherven van de spiegel in het hart terecht komen, moet hij toch echt aan diggelen…
Intertekstualiteit
Alleen Heidi Michielsens vertaling verwijst naar de Nederlandse vertaling van Le Petit Prince, met haar ‘kereltje’.
Troost naast verdriet
De vertalingen van Gisèle van Dongen en Heidi Michielsen combineren het verdriet en de troost. Gisèle heeft in haar laatste twee regels ‘de zeven spiegelscherven … van jouw kristallijne lach’, Heidi ‘de zeven scherven van jouw hemelse lach’. Beide adjectieven hebben eenzelfde lading en werking als étoilé in rire étoilé.
And the winner is…
Ik benijd de jury niet, of misschien juist wel: juryleden zijn immers per definitie uitgesloten van wedstrijddeelname, wat me zou ontslaan van de verplichting te laten zien hoe ik het dan zelf zou doen. Want het ís bijna niet te doen… Wat ik in elk geval mooi vond: het woord ‘spiegelscherven’ (bij Gisèle vD en Harriet W) en dat bij Heidi M ‘zingen’ rijmt met ‘herinneringen’. Nee, zelfs met een glasscherf op de keel kan ik niet kiezen tussen Gisèle van Dongen en Heidi Michielsen.
Fatras
Leo van Maris was benieuwd wat er in Préverts oorspronkelijke manuscript stond en vroeg het Fatras, de organisatie die de literaire nalatenschap van Prévert beheert. Hij kreeg antwoord van onderzoeker-archivaris Solange Piatek. Zij geeft, op basis van de publicatiegeschiedenis van het gedicht en een geluidsopname van Prévert die het gedicht zelf voorleest, een helder antwoord: er zijn twee versies in omloop, waarvan die met tête als laatste woord van regel 8 de enig juiste is. ‘We zullen Gallimard vragen hiermee bij herdrukken rekening te houden.’
Extra argument
Yves Montand zingt in zijn ‘miroir brisé’ ook dans le désert de cette tête. Jaap Engelsman, lid van de internet-discussielijst De Navorser, vroeg zich af of Montand en Prévert elkaar kenden. Uit de biografie op de site officiel van Montand blijkt dat dat het geval was. ‘Dat maakt het onwaarschijnlijk dat Montand een andere dan de door Prévert goedgekeurde tekst zou zingen.’
In 1946 werd Montand gevraagd voor een film waarbij ook Prévert betrokken was. De film flopte, maar een vriendschap voor het leven was geboren. Zozeer zelfs dat, zo vond ik, Montand de zoon die hij op hoge leeftijd nog kreeg Valentin Giovanni Jacques noemde. Valentin werd daarmee niet alleen naar zijn beide grootvaders vernoemd, zijn derde naam was ook ‘een eerbetoon aan mijn vriend Prévert’. Un nouveau petit homme!
Nelleke de Jong - van den Berg promoveerde in 2000 op een vertaalwetenschappelijk proefschrift en vertaalde daarna mee aan De Nieuwe Bijbelvertaling. Na twee banen in het projectmanagement wilde zij weer terug naar de taal. Sinds 2008 werkt zij als freelance tekstschrijver, vertaler en redacteur (tekstbureau berg in de polder).