‘The rhyming translator fights a losing battle against self-imposed restrictions. The target text reads more often than not like an unintentional parody of its source,’ aldus André Lefevere in zijn boek Translating Poetry: Seven Strategies and a Blueprint (61). De ‘rhyming translator’ wordt nadrukkelijk uitgedaagd in de volgende passage van ‘The Fire Sermon’. Deze vormt voor een belangrijk deel een pastiche van de 18e-eeuwse Engelse voorkeursversvorm, de (vooral jambische) pentameter. Regels 238-256 beantwoorden stuk voor stuk aan dat metrum; voorafgaand daaraan staat Eliot zich (r. 215-37) af en toe acht, negen, elf, twaalf of zelfs – r. 225 – dertien lettergrepen toe. Verder bepaalt in r. 224-265 vooral omarmend rijm de toon.
Aanvankelijk bestond het hele stuk uit zeventien door witregels gescheiden kwatrijnen. Dat was vóór Pound er zijn scalpel doorheen haalde. Zijn excisies zette hij bijvoorbeeld kracht bij door op te merken: ‘[V]erse not interesting enough as verse to warrant so much of it’ (Eliot 2015, 664). Het werden uiteindelijk acht kwatrijnen, twee terzinen en twee distichons, gescheiden door slechts één witregel (tussen r. 248 en 249).
In het uur van violet, als ogen en rug om- 215
hoog komen van het bureau, de mensmachine
wacht als een taxi bonzend wachtend, zie ik,
blinde Tiresias, die bonzend tussen twee levens leeft,
oude man met dorre vrouwenboezem,
in het uur van violet, het avonduur dat huiswaarts streeft, 220
van over zee de zeeman havenwaarts beweegt,
de typiste, thuis, die voor ze uit blik een maaltijd kiest
haar ontbijt wegruimt, het fornuis aansteekt.
In het laatste avondlicht hangt uit het raam
gewaagd haar onderjurk te drogen; een korset, 225
kousen, slofjes en een hemd liggen tezaam
op een hoopje op de sofa (’s nachts haar bed).
Ik Tiresias, oude man met dorre borsten,
werd door het tableau daar niet verrast –
ook ik voorzag reeds de verwachte gast. 230
Zie hem, die jonge bink met z’n karbonkelkop,
de leerling-makelaar met onvervaard gemoed,
zo’n heerschap uit het grauw, kordaatheid op
als een Bradford-miljonair zijn hoge hoed.
Hij acht het tijdstip daar voor het karwei. 235
Het maal is klaar, verveeld is ze en uitgeteld,
hij tracht haar op te winden met gevlei
dat ze afwijst noch op prijs stelt.
Verhit en vastberaden valt hij aan,
bepotelen laat ze zich zonder verzet, 240
om het even is haar nu zijn eigenwaan,
zijn onverschilligheid vormt geen belet.
(En ik Tiresias heb eerder ondergaan
wat zich daar op de sofa, op het bed ontvouwt –
ik die me met het grauw der doden heb verstaan, 245
ik die langs Thebe’s stadsmuur heb gesjouwd.)
Geeft haar een minzaam kusje op de wang
en daalt dan op de tast af langs de onverlichte trap...
Zij blikt kort in de spiegel aan de wand,
zich van haar vrijer amper nog bewust. 250
Eén vluchtige gedachte rest die klant:
‘Zo, dat is weer voorbij, eindelijk rust.’
Bevalligheid door dwaasheid overmand
ijsbeert nu weer door haar kamer als gewoon,
schikt haar kapsel met werktuigelijke hand 255
en legt een plaatje op de grammofoon.
Eliots noten
r. 218 Hoewel Tiresias slechts toeschouwer is en in feite geen ‘personage’, is hij de belangrijkste figuur in het gedicht. Hij vormt de verbindende factor in het geheel. Gelijk de eenogige koopman, de krentenhandelaar, versmelt met de Fenicische zeeman en die laatste overeenkomsten vertoont met Ferdinand, de Prins van Napels, zo zijn alle vrouwen één vrouw en komen de twee seksen samen in Tiresias. Wat Tiresias zíét is in werkelijkheid de essentie van het gedicht. Als geheel is de passage uit Ovidius van groot antropologisch gewicht:
‘...Cum Iunone iocos et maior vestra profecto est
Quam, quae contingit maribus,’ dixisse, ‘voluptas.’
Illa negat; placuit quae sit sententia docti
Quaerere Tiresiae: venus huic erat ultraque nota.
Nam duo magnorum viridi coeuntia silva
Corpora serpentum baculi violaverat ictu
Deque viro factus, mirabile, femina septem
Egerat autumnos; octavo rursus eosdem
Vidit et ‘est vestrae si tanta potentia plagae,’
Dixit ‘ut auctoris sortem in contraria mutet,
Nunc quoque vos feriam!’ percussis anguibus isdem
Forma prior rediit genetivaque venit imago.
Arbiter hic igitur sumptus de lite iocosa
Dicta Iovis firmat; gravius Saturnia iusto
Nec pro materia fertur doluisse suique
Iudicis aeterna damnavit lumina nocte,
At pater omnipotens (neque enim licet inrita cuiquam
Facta dei fecisse deo) pro lumine adempto
Scire futura dedit poenamque levavit honore.
r. 221 Dit is niet zo precies als de regels van Sappho, maar ik moest denken aan de kustvissers die in hun sloepen huiswaarts keren als de avond valt.
r. 253 Zie Goldsmith, het liedje in The Vicar of Wakefield.
***
r. 215-23 At the violet hour, when the eyes and back
Turn upward from the desk, when the human engine waits
Like a taxi throbbing waiting,
I Tiresias, though blind, throbbing between two lives,
Old man with wrinkled female breasts, can see
At the violet hour, the evening hour that strives
Homeward, and brings the sailor home from sea,
The typist home at teatime, clears her breakfast, lights
Her stove, and lays out food in tins.
r. 215 violet hour ‘Eliot’s “violet hour” (at line 372 reformed into “the violet air”) may echo Dante’s “l’aer Bruno”’ (Ackerley 62). Alleen Van Baaren koos voor ‘violet’, Venderickx, Claes en Otten voor ‘paars.’ Wellicht om reden van wat Hans Kloos als volgt verwoordde: ‘Ik vind “violet” in het Nederlands altijd een lastig woord, want het duurt heel lang voor ik de kleur ook zie als ik hem lees. Dat is in het Engels vreemd genoeg niet zo. Ik zou geneigd zijn er “het paarse uur” van te maken. Dat geeft je meteen wat meer ruimte.’ (e-mail) Ik ben zo vrij Hans’ suggestie niet over te nemen. De kleuren paars (RGB: r. 170, g 0, b 255) en violet (RGB: r. 127, g 0, b 255) verschillen voldoende van elkaar om hier te kiezen voor violet. In het artikel ‘Chromatic Symbolism in T. S. Eliot’s The Waste Land’ staat Komal Prasad Phuyal uitgebreid stil bij de kleurensymboliek in het gedicht. Over violet merkt hij op:
Eliot treats violet as the color of shift from one phase to the other. For instance, he directly refers to the evening by using ‘violet’ as he writes: ‘At the violet hour, when the eyes and back/Turn upward from the desk.’ (215-216) The color indicates the shift from light to darkness. […] Also […] [i]n the repetition of ‘violet’, the stooped and reified frame of the English commuter-citizen of the empire of finance capital -becomes an objective correlative for the collapse of Europe’s imperial towers: a litany that ends with London itself […]. (12)
Phuyal stelt (helaas!) de functie van ‘violet’ gelijk aan die van ‘purple’, paars: ‘Like purple, Eliot treats “violet” to refer to transition from ignorance to knowledge and knowledge to ignorance. Tiresias represents the journey to knowledge, while the typist and the clerk enact the machine[-]like state of modern life in which compassion is utterly absent.’ (13) Maar daar trek ik me niets van aan. In de formulering ‘het uur van violet’ maak ik een diepe buiging naar Gerard Reve’s roman Het boek van violet en dood (omslag uitgevoerd in violet).
r. 218 I Tiresias, tough blind Tiresias is de door Ovidius bezongen Thebaanse ziener uit de Griekse mythologie. Hij begon zijn leven als man, werd een vrouw en vervolgens weer een man. Eliot citeert de relevante passage uit Metamorfosen. In de vertaling van D’Hane-Scheltema:
[Toen dit gebeurde op aarde, alles door het lot beschikt,
en Bacchus na zijn twee geboorten veilig in de wieg lag]
heeft Jupiter een keer – zo zegt men – vrolijk door de nectar
zijn zware taken even opgeschort en heel ontspannen
met Juno gekkigheid gemaakt en iets geroepen van:
‘Bij jullie is de lust in liefde groter dan bij mannen.’
Zij roept van niet, en dan besluiten zij Tiresias
te vragen wat hij vindt: die kende beide soorten liefde.
Want ooit had hij twee grote slangen, die in ’t bladergroen
lagen te paren, met zijn stok een harde stoot gegeven,
was toen – heel wonderlijk – van man in vrouw veranderd en
had zeven jaren zo geleefd. Toen hij acht herfsten later
dezelfde slangen terugzag, riep hij: ‘Als één slag kan maken
dat hij die slaat door jullie in zijn tegendeel verandert,
dan sla ik maar opnieuw...’ en met een forse stokslag tegen
die beide slangen kreeg hij weer zijn vroeger mannenlichaam.
Hij nu, als scheidsman aangetrokken in dat schertsdebat,
geeft Jupiter gelijk en dat heeft Juno diep gestoken
– aldus vertelt men –, meer dan bij zo’n grapje past: zij heeft
de ogen van haar rechter afgestraft met eeuwig duister.
De godenvader echter – want geen godheid kan de daden
van andere goden nog herroepen – liet hem in zijn blindheid
de toekomst zien en heeft door deze eer zijn straf verzacht.
Ovidius, Metamorphosen III.316-337, vert. D’Hane-Scheltema (79).
In ‘De vuurrede’ wordt Tiresias opgevoerd als getuige van de treurige, vrucht- en vreugdeloze, werktuiglijk1 bedreven en deprimerend afgeronde seksuele ontmoeting tussen een secretaresse en haar weinig appetijtelijke minnaar-voor-één-keer – of misschien zelfs wel haar ‘klant.’ Eliots beschrijving in zijn noot van Tiresias als ‘the most important personage in the poem, uniting all the rest’ (Eliot 2015, 74)2 wordt door de meeste critici met een korrel zout genomen. Hij is een van de vele stemmen in het veelstemmig, veeltalig spel van The Waste Land.
U herinnert zich vast Madame Sosostris, de waarzegster uit ‘Het begraven van de doden’. Claes beschouwt haar als een man in travestie, afgeleid van een mannelijk personage uit de roman Crome Yellow (1920) van Aldous Huxley. Die man verkleedt zich als ‘Sesostris, de tovenares van Ecbatana’ (Claes 95; zie CP 610). Ricks en McCue geven aan dat de naam Sosostris al voorkomt in een typoscript van het gedicht dat dateert van vóór verschijning van de roman. Claes gaat er desondanks voetstoots vanuit dat Eliot de ‘mannelijke’ naam uit Crome Yellow heeft overgenomen, al blijft het ‘onduidelijk waarom Eliot de spelling wijzigde’ (Claes 95). Los van Claes’ misplaatste Crome Yellow-connectie: wat vóór de lezing zou pleiten dat waarzegster Madame Sosostris een man in vrouwenkleren is, is dat diens tweeslachtigheid dan in direct verband kan worden gebracht met die van ziener Tiresias, ‘old man with wrinkled female breasts’ (r. 219). Eliot zou hier ook nog kunnen spelen met een verwijzing naar – of herinnering aan – het schandaal dat het toneelstuk Les Mamelles de Tiresias (De borsten van Tiresias) van Apollinaire veroorzaakte toen dat in 1919 voor het eerst in Parijs werd opgevoerd.
r. 221 Homeward, and brings the sailor home from sea ‘Van over zee de zeeman havenwaarts beweegt’ is niet zo precies als de regel van Eliot, maar ik moest rekening houden met ritme en klank.
r. 222-23 The typist home at teatime John Hayward, die voor de Franse vertaler van Eliot Pierre Leyris gedetailleerde lijsten met annotaties samenstelde, schrijft onder andere dat de typiste ‘a slut’ is, ‘as much by force of circumstance as by nature […]’ (Eliot 2015, 664). Dat ‘slut’ hoeft niet alleen ‘slet’ of ‘slons’ te betekenen, maar kan ook ‘prostituee’ zijn. De implicatie is dat zij, om wat bij te verdienen, af en toe een klant ontvangt. De ‘patronising kiss’ (r. 250) die zij even later van haar ‘lover’ (r. 252) ontvangt, kan daar ook op wijzen: de ‘young man carbuncular’ is wellicht een ‘patron’, een klant. (Met dank aan Hans Kloos.)
r. 224-30 Out of the window perilously spread
Her drying combinations touched by the sun’s last rays,
On the divan are piled (at night her bed)
Stockings, slippers, camisoles, and stays.
I Tiresias, old man with wrinkled dugs
Perceived the scene, and foretold the rest –
I too awaited the expected guest.
r. 228 old man with wrinkled dugs In mijn recensie van Ottens en Claes’ vertaling suggereer ik dat ‘“verlepte vrouwenborsten” of, nog sterker, “verlepte uiers”’ wenselijker zou zijn dan ‘“verlepte vrouwentieten”’ (Claes) of “verlepte memmen” (Otten)’ (124-25). Daar kom ik nu – na een reprimande van Otten, dat Tiresias geen koe is (e-mail), maar vooral omdat een neutraler woord dan ‘tieten’ of ‘memmen’ wenselijker is – op terug.3
r. 231-34 He, the young man carbuncular, arrives,
A small house agent’s clerk, with one bold stare,
One of the low on whom assurance sits
As a silk hat on a Bradford millionaire.
r. 231 young man carbuncular Jonge lefgozer versus oude Tiresias. ‘Carbuncular’: een gezicht vol puisten (Van Baaren: ‘De jonge man met puisten’; Venderickx: ‘een jonge man met puisten’; Claes: ‘De jongeman, karbonkelrood’; Otten: ‘de jongeman met puisten’. ‘Karbonkelkop’: met dank aan Hans Kloos.) De ‘classicistische’ (Claes 148) inversie t.o.v. de gebruikelijke vorm waarin bijvoeglijk naamwoord voorafgaat aan het zelfstandig naamwoord ‘klinkt in de banale context komisch’ (idem). Dezelfde constructie in het Nederlands gaat helaas niet: Claes doet met ‘De jonge man, karbonkelrood’ een poging tot een gelijkaardig effect, maar dat draagt niet bij aan het verbijzonderende effect van de woordvolgorde in de brontekst. Daarin klinkt volgens Eliot zelf een bewuste echo van mee ‘that old man, eloquent’ uit To the Lady Margaret Ley van John Milton (Eliot 2015, 665)). Wel laat Claes’ keuze voor ‘karbonkelrood’ ruimte voor de grondbetekenis van ‘carbuncle’: ‘A large precious stone of a red or fiery colour’ (OED). Die wordt echter volgens Brian Southam hier niet bedoeld:‘[N]ot in the lapidary sense of fiery red stones but covered in pimples’ (Southam 99, geciteerd in in Ackerley 63).
r. 233 one of the low Van Baaren en Venderickx: ‘uit het volk’; Claes: ‘een van laag volk’; Otten: ‘uit het grauw’.
r. 234 Bradford millionaire De wolfabrikanten uit Bradford (Yorkshire) maakten tijdens de Eerste Wereldoorlog woekerwinsten door hun contracten met de overheid voor het leveren van wol waarvan de militaire uniformen werden gemaakt. ‘The “millionaire” in this line is the type of the “war-profiteer”.’ (Eliot 2015, 666)
r. 235-48 The time is now propitious, as he guesses,
The meal is ended, she is bored and tired,
Endeavours to engage her in caresses
Which still are unreproved, if undesired.
Flushed and decided, he assaults at once;
Exploring hands encounter no defence;
His vanity requires no response,
And makes a welcome of indifference.
(And I Tiresias have foresuffered all
Enacted on this same divan or bed;
I who have sat by Thebes below the wall
And walked among the lowest of the dead.)
Bestows one final patronising kiss,
And gropes his way, finding the stairs unlit...
r. 238 Which still are unreproved, if undesired. ‘Die ze afwijst noch op prijs stelt.’ Of toch ‘die ze noch afwijst noch op prijs stelt’?
r. 239-40 he assaults at once; / Exploring hands encounter no defence Seks is (hier) oorlog. Van Baaren: ‘begin[t] hij de strijd.’ Claes: ‘valt hij aan.’ Mooi is Venderickx’ ‘valt hij op haar aan’, als de net afgezwaaide Albert op Lil d’r warme hammetje, zo stel ik me voor (zie ‘Een schaakpartij’, laatste regels). Otten: ‘randt hij haar aan’ is te eenduidig en ontbeert de oorlogsretoriek.
r. 248 And gropes his way, finding the stairs unlit Ondanks het minzame kusje dat hij de typiste ten afscheid geeft, heeft zijn ervaring de jongeman niet onberoerd gelaten. Aan zijn ‘bold stare’ (brutale blik, r. 235) heeft hij weinig op de onverlichte trap. Net als de blinde ziener, is ook de zojuist nog zo zelfverzekerde jongeman nu in zekere zin verblind. Mijn ‘onvervaard gemoed’ (deze ‘rhyming translator’ had een rijmwoord nodig voor ‘hoed’, r. 237) wordt op zijn beurt vertroebeld door een onzeker ‘op de tast’ (r. 251).
r. 249-56 She turns and looks a moment in the glass,
Hardly aware of her departed lover;
Her brain allows one half-formed thought to pass:
‘Well now that’s done: and I’m glad it’s over.’
When lovely woman stoops to folly and
Paces about her room again, alone,
She smooths her hair with automatic hand,
And puts a record on the gramophone.
r. 250 her departed lover Daar klinkt opnieuw het ‘departed’ uit de eerste strofe van ‘De vuurrede’: de nimfen die voorgoed uit de vallei van de Theems zijn vertrokken.
r. 253 When lovely woman stoops to folly Uit het liedje in de roman The Vicar of Wakefield (1766) van Oliver Goldsmith. Olivia Primrose, zelf het slachtoffer van een onscrupuleuze ‘squire’ (landjonker) die haar eerst verleidde en vervolgens in de steek liet, zingt over de mogelijk fatale consequenties van zo’n gebeurtenis. De vrouw moet schuld bekennen, de vrijer vergeven – en vervolgens sterven.
When lovely woman stoops to folly,
And finds too late that men betray,
What charm can sooth her melancholy,
What art can wash her guilt away?
The only art her guilt to cover,
To hide her shame from every eye,
To give repentance to her lover,
And wring his bosom—is to die.4
Let wel: de vrouw in het liedje wordt geframed als een ‘lovely woman’ die gezwicht is voor haar éígen dwaasheid. In The Vicar of Wakefield loopt het overigens allemaal goed af. Zoals Ackerley droogjes opmerkt: ‘This is not the Waste Land world.’ (64)
In mijn vertaling kies ik voor ‘Bevalligheid door dwaasheid overmand’, waardoor de ‘lovely woman’ het aura van een allegorische figuur (‘Bevalligheid’) krijgt. Dat staat redelijk ver af van de ‘lovely woman’ die Goldsmith opvoert, maar ook in Olivia’s liedje krijgt zij universele trekken (zeker gezien de moraal die eruit spreekt). Eerdere opties waarin directer ‘lovely woman’ wordt verwerkt, maken naar mijn smaak de regel enigszins geforceerd en onmuzikaal. Van Baaren keist voor ‘’n charmante vrouw gaf zij de dwaasheid vat’, Venderickx voor ‘Het meisje dat een dwaasheid deed’, Claes voor ‘Wanneer een mooie vrouw zich dwaas vergat’, Otten voor ‘’n Knappe vrouw liet zich even gaan zonet.’
r. 255 automatic hand De ‘automatic hand’ sluit de cirkel. De ‘mensmachine’ (r. 216) heeft op de automatische piloot de liefde bedreven; als een robot strijkt de typiste – die de kost verdient met monotoon machinewerk in een ‘typing pool’ als deze – haar haren glad en zet dan maar een plaatje op.
Met veel dank aan Hans Kloos.
Noten
1 Spelling voor gevorderden: woordenlijst.org geeft beide varianten: werktuiglijk en werktuigelijk. In de vertaling kies ik om redenen van ritme voor ‘werktuigelijk’ (r. 255); in de annotatie voor de voorkeursspelling werktuiglijk.
2 R. 215-256 werden door Eliot zelf later beschreven als: ‘The sterile “love” of modern urban civilization exposed. Tiresias is represented here as the expert on sexual relationships” (geciteerd in Eliot 2015, 660).
3 Mijn recensie teruglezend, zie ik kritische opmerkingen waar ik, nu ik zelf in de vertaalslag zit, inmiddels niet meer volledig achter sta. Ik daar t.z.t. apart aandacht aan besteden.
4 Zie https://www.gutenberg.org/cache/epub/2667/pg2667-images.html (hoofdstuk 24).
Cumulatieve bibliografie
Ackerley, Chris. 2007. ‘Prufrock’ and The Waste Land. Penrith: Humanities E-Books.
Alighieri, Dante. 1999. Mijn Komedie: Hel, vert. Jacques Jansen. Nijmegen: SUN.
Alighieri, Dante. 2021. De goddelijke komedie, vert. Herman Jansen. Utrecht: IJzer.
Badenhausen, Richard. 2015. ‘Trauma and Violence in The Waste Land’. The Cambridge Companion to The Waste Land. Cambridge University Press, p. 147-61.
Clemens, Ruth Alison. 2022. ‘Bombast and Sesquipedalian Words: Translation, Mistranslation, and the Epigraph to The Waste Land’. Modernist Cultures 17.1, p. 109–126.
Creekmore, Betsey B. 1982. ‘The Tarot Wisdom in The Waste Land’. ELH, vol. 49, no. 4, p. 908-28.
Dawson, J.L. et al. 1995. A Concordance to the Complete Poems and Plays of T.S. Eliot. London: Faber and Faber.
Dickens, Charles. 1853. Bleak House. 4 (geraadpleegd 13 maart 2024).
Dickens, Charles. 1865. Our Mutual Friend. https://www.gutenberg.org/cache/epub/883/pg883-images.html (geraadpleegd 10 februari 2024).
Dickey, Frances. 2020. ‘Disclosures (February-March 1931)’, in: Reports from the Emily Hale Archive, The International T. S. Eliot Society, https://tseliotsociety.wildapricot.org/news/8499884.
Eliot-Hale Letters, The. https://tseliot.com/the-eliot-hale-letters (geraadpleegd 19 april 2023).
Eliot, T.S. 1956. ‘The Frontiers of Criticism’. The Sewanee Review vol. 64, no. 4, p. 525-43.
Eliot, T.S. 2015. The Poems of T.S. Eliot. Ed. Christopher Ricks & Jim McCue. Vol. I: Collected and Uncollected Poems. Afgekort tot CP. Londen: Faber & Faber.
Eliot, T.S. 1974, ‘Het dode land’, vert. Joyce & Co., in Maatstaf 22:4, p. 9-13 (geraadpleegd 12 december 2023).
Eliot, T.S. 1949. Braakland, vert. Theo van Baaren. Amsterdam: Van Oorschot.
Eliot, T.S. 1971. The Waste Land: A Facsimile & Transcript of the Original Drafts Including the Annotations of Ezra Pound, ed. Valerie Eliot. Londen: Faber & Faber.
Eliot, T.S. Geen datum [1996]. Het barre land, vert. Jan Venderickx. Leuven: Kritak.
Eliot, T.S. 2022a. Het barre land, vert. Paul Claes. Amsterdam: De Bezige Bij.
Eliot, T.S. 2022b. Het barre land, vert. Marcel Otten (eigen beheer).
Empson, William. 1930/1948. Seven Types of Ambiguity. Londen: The Hogarth Press.
Encyclo.nl: tjoep (geraadpleegd 8 december 2023).
Gaipa, Mark, et al., eds. 2015. The Little Review “Ulysses”. Yale University Press.
Gordon, Lyndall. 2022. The Hyacinth Girl: T.S Eliot’s Hidden Muse. New York: W.W. Norton.
Henkes, Robbert-Jan. 2024. ‘Delina Delaney, hoofdstuk I’. VandaagsVertaalprobleem 367.
Hollis, Matthew. 2022. The Waste Land: A Biography of a Poem. London: Faber & Faber.
James, Henry. 1898. ‘In the Cage’, In the Cage and Other Stories. Harmondsworth: Penguin (1972).
Joyce, James. 1986. Ulysses. The Corrected Text. Ed. Hans Walter Gabler et al. New York: Vintage.
Joyce, James. 1969. Ulysses, vert. John Vandenbergh. Amsterdam: De Bezige Bij.
Joyce, James. 1994. Ulysses, vert. Paul Claes en Mon Nys. Amsterdam: De Bezige Bij.
Joyce, James. 2012. Ulixes, vert. Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Kosters, Onno. 2022. ‘De ruïne opnieuw: Een herziene en een nieuwe vertaling van The Waste Land’. Filter 29.4, p. 115-30.
Kosters, Onno. 2023. ‘II De eigenstandige ruïne - Een nieuwe vertaling van The Waste Land r. 19-42’, Dossier Webfilter (september).
Kosters, Onno. 2023. ‘III De eigenstandige ruïne, r. 43-76 – Hypocriete lezers: Madame Sosostris en slapie Stetson’, Dossier Webfilter (september).
Kosters, Onno. 2024. ‘IV Een potje schaken, r. 77-110. The Waste Land, deel II (eerste tafereel)’, Dossier Webfilter (februari).
Kosters, Onno. 2024. ‘V Een potje schaken, r. 111-38. The Waste Land, deel II (tweede tafereel)’, Dossier Webfilter (februari).
Kosters, Onno. 2024. ‘VI (G)een potje schaken, r. 139-172. The Waste Land, deel II (derde tafereel)’, Dossier Webfilter (april).
Lauwereyns, Ja. 2008. ‘Alle apen beratelen zich’. Het Liegend Konijn, jrg. 6, 2008.
Lefevere, André. 1975. Translating Poetry: Seven Strategies and a Blueprint. Assen: Van Gorcum.
Malone, Tyler. ‘The Hearers to Collection: T.S. Eliot’s The Waste Land’ (geraadpleegd 12 december 2023).
Lennard, John. 1991. But I Digress: The Exploitation of Parentheses in English Printed Verse. Oxford: Clarendon Press.
Martindale, Charles. 1990. ‘T.S. Eliot and Virgil’, The Classical Review, vol. 40, no. 2, p. 457-58.
Ovidius, 1999. Metamorphosen, vert. M. D’Hane Scheltema. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Oxford English Dictionary. 2023. Oxford University Press. https://www.oed.com/. Afgekort tot OED.
Porter, Rachel. 2015. ‘Gender and Obscenity in The Waste Land’, The Cambridge Companion to The Waste Land. Cambridge University Press, p. 133-46.
Phuyal, Komal Prasad. 2023. ‘Chromatic Symbolism in T.S. Eliot’s The Waste Land’, B L College Journal, vol. V, Issue II, p. 7-16.
Ricks, Christopher. 1994. T.S. Eliot and Prejudice. Londen: Faber & Faber.
Shakespeare, William. 1987. Anthonius en Cleopatra, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 1101-42.
Shakespeare, William. 1987. De storm, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 3-28.
Shakespeare, William. 1987. Hamlet, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 971-1021.
Shakespeare, William. The Tragedy of Hamlet, Prince of Denmark. Folger Shakespeare Library. (geraadpleegd 17 januari 2024).
Smith, Grover. 1956. T.S. Eliot’s Poems and Plays. Chicago University Press.
Statenvertaling. https://statenvertaling.nl/
Soldatenverzen en straatliedjes. https://wereldoorlog1418.nl/oorlogsverzen/soldatenverzen/index.html (geraadpleegd 14 maart 2024).
Tearle, Oliver. 2019. The Great War, The Waste Land, and the Modernist Long Poem. (London: Bloomsbury.
Vergilius, Aeneis. 1996. Vert. Piet Schrijvers. Groningen: Historische Uitgeverij.
Vold, Jonathan. 2013-2014. T.S. Eliot’s The Waste Land with Annotations (and Other Explanations) by Jonathan Vold. http://annotatedwasteland.blogspot.com/ (geraadpleegd 12 december 2023).
Williams, Todd. 2004. ‘Eliot’s Alteration of Renaissance Drama through Frazer in The Waste Land’. Lisa, vol. II, no. 5, blz. 59-72 (geraadpleegd 1 december 2023).
Williamson. George. 1955. A Reader’s Guide to T.S. Eliot. London: Thames and Hudson.