Eliot verwijst in zijn noten bij deel III van The Waste Land, ‘The Fire Sermon’, naar de prediking van de Boeddha.1 Zijn bron was de bloemlezing Buddhism in Translations (1896).2 De Boeddha spreekt in zijn Fire Sermon / Vuurrede een groep priesters toe over het thema ‘alles staat in brand/is vuur’. De mens moet zijn passies ‘blussen’ om verlichting te vinden. In ‘The Fire Sermon’ heeft Eliot het met name over (banale, liefde- of vreugdeloze) seksuele passie: hij vertelt over de verwende vriendjes van de hedendaagse nimfen van de Theems (voor wie de oorspronkelijke nimfen plaats moesten maken); over Sweeney met mevrouw Porter en haar dochter, een uitnodiging van ene meneer Eugenides voor een lunch in het ene en een weekendje rollebollen in weer een ander hotel;3 over de liefdeloze seks tussen makelaarsklerk en typiste, de relatie tussen Koningin Elizabeth I en haar zéér dierbare vertrouweling (‘a favourite and possible lover’)4 Robert Dudley. Helemaal aan het eind verschuift het perspectief naar de verleidingen waaraan Augustinus In Carthago werd blootgesteld.
III De vuurrede
De huif boven het water valt uiteen: de laatste bladervingers
klauwen en verzinken in het oeverslik. De wind doorkruist
het bruine land, ongehoord. De nimfen zijn voorgoed vertrokken.
Liefelijke Theems, stroom zacht, tot ik mijn lied besluit.
In de rivier geen lege flessen, sandwichwikkels,
zijden zakdoeken, dozen, peuken, of andere bewijzen
van een zomeravond. De nimfen zijn voorgoed vertrokken.
En ook hun vriendjes, de lapzwansende erven van City-directeuren: 180
voorgoed vertrokken, zonder verhuisadres.
Aan de wateren van Leman, daar zat ik, ook weende ik…
Liefelijke Theems, stroom zacht tot ik mijn lied besluit.
Liefelijke Theems, stroom zacht, mijn stem klinkt lang noch luid.
Maar achter mij voel ik een koude vlaag waarin ik hoor
het ratelen van botten en een reutelende lach van oor tot oor.
Een rat sloop zachtjes door de struiken,
zijn slijkbuik over de oever slepend,
toen ik viste, ’s winters in de avondschemer,
in het doods kanaal achter de gasfabriek, 190
denkend over de koning mijn broeders lot
en vóór hem de koning mijn vaders dood.
Bleke naakte lijven op de lage natte grond
en op een lage muffe zolder dobbelbotjes
door rattenpoten slechts berateld, jaar na jaar.
Maar achter mij van tijd tot tijd word ik gewaar
verkeerskabaal, dat Sweeney in de lente
verlokt tot een bezoek aan Mrs. Porter.
O stralend scheen de maan op Mrs. Porter
en op d’r dochter, ’t schatje, 200
ze wassen hun voeten in een sodabadje
Et O ces voix d’enfants, chantant dans la coupole!
Tjiep tjiep tjiep
Tiet tiet tiet tiet tiet tiet
Zo bruut verkracht
Tereu
Onwerkelijke City
Onder de bruine mist van een winternamiddag
vroeg Mr. Eugenides, koopman uit Smyrna,
stoppelbaard, broekzak vol krenten 210
CIF Londen: documenten op zicht,
mij in alledaags Frans
om met hem te lunchen in het Cannon Street Hotel
gevolgd door een weekendje in het Metropole.
Eliots noten
r. 176 Zie Spenser, Prothalamion.
r. 192 Vgl. The Tempest, I. ii.
r. 196 Vgl. Marvell, To His Coy Mistress.
r. 197 Vgl. Day, Parliament of Bees:
‘When of the sudden, listening, you shall hear,
A noise of horns and hunting, which shall bring
Actaeon to Diana in the spring,
Where all shall see her naked skin...’
r. 199 Ik ben niet bekend met het liedje waaruit deze regels komen. Iemand uit Sydney, Australië, deelde ze met mij.
r. 202 Zie Verlaine, Parsifal.
r. 210 De offerteprijs van de krenten werd bepaald op grond van ‘cost insurance and freight (CIF) naar Londen’. De vrachtdocumenten, etc., moesten bij betaling van de zichtwissel aan de koper worden overhandigd.
***
We nemen in de vergelijking afscheid van de vertaling van Joyce & Co.: die gaven er na deel II de brui aan.
r. 173-75 The river’s tent is broken: the last fingers of leaf
Clutch and sink into the wet bank. The wind
Crosses the brown land, unheard.
the river’s tent Het bladerdak boven de rivier (niet ‘de tent aan de rivier’, zoals Otten meent). De herfst heeft ingezet, het bladerdak valt uit elkaar, er is geen beschutting meer. ‘Tent: [...] shelter erected on a travelling boat or wagon’ (OED), vandaar ‘huif’.
Clutch Concordant vertalen is geen verplichting, althans niet altijd,5 maar er is in het intratekstuele netwerk van The Waste Land een aantal belangrijke leidmotieven: terugkerende thema’s en termen die als scharnierpunten werken in de mechaniek van het geheel. Voor de lezer zijn dit herkenningspunten – momenten van houvast tussen de brokstukken, de fragmenten. ‘Clutch’ (en bv. ‘stirring/stirred’ in het eerste deel van ‘A Game of Chess’) behoort daartoe – zie r. 19: ‘What are the roots that clutch’ (‘Wat zijn dat voor klauwende wortels’). Behulpzaam bij het identificeren van meer dan eenmalig door Eliot gebruikte sleutelbegrippen is de vuistdikke Concordance to the Complete Poems and Plays of T.S. Eliot. Een handzamer overzicht toegespitst op zestien ‘keywords in The Waste Land’ (waarin niet opgenomen ‘clutch’, ‘stirred’/‘stirring’, ‘dull’ [zie verderop] en vele andere) vindt u hier.6 Ik heb zelf voor The Waste Land een totaaloverzicht gemaakt van alle woorden en de frequentie waarin ze voorkomen. Van de inhoudswoorden staan met 19 treffers ‘water’, ‘waters’ en (meervoudsgenitief) ‘waters’’ bovenaan, gevolgd door ‘Dead’, ‘dead’, ‘Dead’, ‘death’ en ‘Death’ met 14 treffers. (Van beide woorden gebruikt Eliot uiteraard ook vele bijna-synoniemen en termen uit hetzelfde semantische veld.)
r.175-76 The nymphs are departed.
Sweet Thames, run softly, till I end my song.
departed Door de eerdere vertalers vertaald als ‘[Ø] vertrokken’. ‘[A]re departed’ (i.p.v. ‘have departed’) legt extra gewicht op de onomkeerbaarheid van hun vertrek. De nimfen zijn meer dan alleen vertrokken; ze zijn vertrokken om nooit meer terug te komen.
Sweet Thames, run softly, till I end my song. Eliot citeert uit het gedicht ‘Prothalamion’ (1596) van Edmund Spenser, ‘its refrain (“Sweet Thames, run softly”) in marked contrast to the modern desecration of the river’ (Ackerley 55).7 Het metrisch sterkere ‘Liefelijke’ als archaïsche vormvariant van ‘lieflijke’ lijkt hier gepast (Van Dale citeert Psalm 133.3: ‘Hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen’).
r. 177-79 The river bears no empty bottles, sandwich papers,
Silk handkerchiefs, cardboard boxes, cigarette ends
Or other testimony of summer nights.
silk handkerchiefs De bedoeling is dat we er op het water drijvende gebruikte condooms in zien.
cardbord boxes Kartonnen dozen heeft in het Nederlands iets lichts pleonastisch, vindt u niet?
testimony of summer nights Claes vertaalt mooi met ‘zomernachtrestanten’, maar met ‘testimony’ put Eliot uit net een wat hoger register, vandaar mijn ‘bewijzen.’
r. 179-81 The nymphs are departed.
And their friends, the loitering heirs of City directors;
Departed, have left no addresses.
the loitering heirs of City directors; Van Baaren: ‘luierende zoons van grote zakenlui’, Venderickx: ‘lummelende telgen van de City-managers’, Claes: ‘lummelende erven van Citydirecteuren’, Otten: ‘lamlendige zoontjes van de grote zakenlui’. ‘[L]oitering’8 is hier een combinatie van potverteren, lijntrekken en baliekluiven – geen van drie echt lekker bekkend als onvoltooid werkwoord. ‘[L]uie rijkeluiszoontjes’ is toepasselijk hier, maar die City directors moeten behouden blijven: de City, Londens financiële centrum (en in de jaren ’20 wilde dat zeggen: het financiële centrum van de wereld) is ook weer zo’n scharnierpunt in het geheel (de City als poel van alle kwaad; zie ‘The Burial of the Dead’ en ook verderop in ‘The Fire Sermon’). Ik heb met de gedachte gespeeld er voor de compactheid ‘City-CEO’s’s van te maken, maar dat anachronisme werd me toch te radicaal. In combinatie met ‘heirs’ wordt hier een beeld neergezet van de weerzin die Eliot koesterde jegens de alles bestierende, met name de Eerste Wereldoorlog financierende, Londense bankwereld (waarin hij zelf werkzaam was geweest), waar gepriviligieerde zoontjes rustig hun beurt kunnen afwachten tot ze pappa opvolgen terwijl ze ondertussen de bloemetjes buiten zetten.
r. 182 By the waters of Leman I sat down and wept . . .
Het Meer van Genève als ‘de wateren van Babylon’ (Psalm 137): ‘daar zat ik, ook weende ik’ (Statenvertaling). Eliot schreef een groot deel van The Waste Land tijdens een verblijf in Lausanne, aan het Meer van Genève, waar hij onder psychiatrische behandeling was. Otten kiest voor ‘het meer [sic] van Leman’ (Van Baaren: ‘watren’ , Venderickx en Claes: ‘wateren’), waardoor de Bijbelse connotatie verloren gaat.
Interessant is hier Eliots keuze voor spelling van ‘Leman’. Net als in deel I, ‘Starnbergersee’ (Starnberger See) is deze incorrect: het moet zijn ‘Léman’. Bovendien werd in Eliots tijd het Meer van Genève in het Engels al ‘Lake Geneva’ genoemd. ‘[L]eman’ echter betekent ‘minnares’ of zelfs (verouderd) ‘echtgenoot.’ Het wordt in die zin gebruikt in Chaucer’s Canterbury Tales, waarmee (zie r. 1!) Eliot bekend was. Aanleiding om er hier onderhands naar te verwijzen zijn wellicht zijn gevoelens voor Emily Hale en de mentale crisis die het gevolg was van zijn ineenstortende huwelijk met de zelf aan psychiatrische klachten lijdende Vivien Haigh-Wood.9
r. 183-86 Sweet Thames, run softly till I end my song,10
Sweet Thames, run softly, for I speak not loud or long.
But at my back in a cold blast I hear
The rattle of the bones,
In ‘But at my back I hear […] bones’ laat Eliot twee andere teksten meeklinken, namelijk ‘To His Coy Mistress’ van de zeventiende-eeuwse dichter Andrew Marvell (‘But at my back I always hear / Time’s wingèd chariot hurrying near’; zie ook r. 196)11 en ‘The Pauper’s Drive’ van Thomas Noel (1841); eerste strofe:
There’s a grim one-horse hearse in a jolly round trot –
To the churchyard a pauper is going, I wot;
The road it is rough, and the hearse has no springs;
And hark to the dirge which the mad driver sings;
Rattle his bones over the stones!
He’s only a pauper whom nobody owns!
Ook James Joyce maakte gebruik van Noels gedicht, in ‘Hades’, het begrafenishoofdstuk in Ulysses: ‘The carriage climbed more slowly the hill of Rutland square. Rattle his bones. Over the stones. Only a pauper. Nobody owns’ (U6.332-33):12
John Vandenbergh: ‘De koets reed langzamer tegen de hoogte van Rutland Square op. Zijn beenderen aan het kletteren. Over de stenen. Slechts een armlastige. Allen tot last.’ (112)
Paul Claes & Mon Nys: ‘Het rijtuig reed trager de helling van de Rutland Square op. Rammelende knoken. Over de stenen. Een arme is henen. Wie zal om hem wenen?’ (104)
Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes: ‘Het rijtuig reed trager tegen de heuvel van het Rutlandplein op. Ratel zijn graat. Over de straat. ’t Is maar een pauper. Niemands bezit.’ (117)13
De aandachtige lezer zal opmerken dat ik afwijk van mijn strategie om cruciale elementen concordant te vertalen: ‘bones’ (‘where the dead men lost their bones’, r. 115; zie verder hier) vertaalde ik eerder als ‘gebeente’, maar dat gaat hier niet: voor het meervoudig ‘ratelen’ (en verderop ‘bones cast’, r. 194) heb ik, vrees ik, losse botten/beenderen/knoken nodig. Is dat reden mijn ‘gebeente’ te herzien? Wellicht!
r. 186 and chuckle spread from ear to ear
‘Chuckle: To laugh vehemently; to laugh convulsively’ (Johnson); ‘To laugh in a suppressed manner; to laugh to oneself; to make or show inarticulate signs of exultation or triumph’; ‘Applied to the gurgling sound made by water in coming out of a bottle’ (OED). En ook ‘a Jacobean metaphor for the fixed grin of death and a throat slit from ear to ear’ (Ackerley 56). Dus: het aan onderdrukt of juist hikkend lachen doen denkend gereutel van iemand met een doodsgrimas als gevolg van halsafsnijding. Toe maar.
Van Baaren: ‘Maar achter mijn rug in koude vlagen hoor / Ik beendren rat’len, en grinniken gespreid van oor tot oor.’
Venderickx: ‘Maar achter mij in een kille windruk hoor ik / De knoken rammelen, en grinniken van oor tot oor.’
Claes: ‘Maar achter mij in een kille windruk hoor / Ik botten rammelen, en grinniken van oor tot oor.’
Otten: ‘Maar bij een kille rukwind hoor ik achter mij / Geratel van knoken, gegniffel dat reikt van oor tot oor.’
r. 187-89 A rat crept softly through the vegetation
Dragging its slimy belly on the bank
While I was fishing in the dull canal
Het wordt er niet lichter op. Een rat maakt opnieuw zijn opwachting, alle leven lijkt te zijn verdwenen uit het kanaal waarin de dichter (de Visserkoning) zit te vissen. Volgens Ackerley ziet de dichter zichzelf als de gewonde Visserkoning, die in bepaalde versies van de graallegende bij zijn ontmoeting met ridder Parsifal zit te vissen in een meer. ‘But here the waters are polluted, the surroundings obscene, and there is yet little hope of a cure.’ (57)
dull canal ‘[D]ull’ is opnieuw zo’n scharnierwoord: zie ‘The Burial of the Dead’ (‘April is the cruellest month, […] stirring / dull roots with spring rain’, r. 1-4). Mijn vertaling daar: ‘sluimerende wortels’ – dat gaat best, maar een ‘sluimerend kanaal’? Moet ik A) mijn eerdere vertaling te herzien, B) opnieuw niet concordant te vertalen, C) ‘sluimerend kanaal’ aanhouden? B dan maar: ‘doodse’ is mijn vertaling in r. 2 voor ‘dead’; de aldaar ter illustratie aangedragen voorbeeldzin uit het WNT pas ook hier wonderwel op ‘dull’: ‘Geheel de schepping, doodsch en naar, / Scheen met een floers omhangen.’
r. 190-92 On a winter evening round behind the gashouse
Musing upon the king my brother’s wreck
And on the king my father’s death before him.
Opnieuw roept Eliot (ook in zijn noot) The Tempest op: in ‘the king my brother’s wreck’ horen we het rouwbeklag van Ferdinand als hij denkt dat zijn vader, Alonso, de koning van Napels, is verdronken: ‘Sitting on a bank, / Weeping again the King my father’s wreck, / This music crept by me on the waters, / Allaying both their fury and my passion / With its sweet air…’ Courteaux: ‘Op het strand zat ik / En weende bitter om mijn vaders dood, / En over ’t water sloop toen de muziek / En suste met zijn zoete melodie / De golven en mijn leed’.
gashouse Hier leent Eliot wellicht wél uit ‘Hades’ van Joyce zoals gepubliceerd in The Little Review:
Mr. Bloom put his head out of the window.
—The grand canal, he said.
Gasworks. (Gaipa et al., eds, 80)
[W]reck Vgl. Claes, ‘En dacht aan het lot van de vorst, mijn broer, / En de dood van de vorst, mijn vader, voor hem’. Ik laat Eliots onbrekende interpunctie, waarmee hij Shakespeare volgt, graag intact. ‘Vorst’ scheelt een lettergreep, maar de directe analogie met de Visserkoning gaat verloren. ‘Visservorst’ kom ik althans in geen enkele vertaling van de graallegende tegen.
r. 193-95 White bodies naked on the low damp ground
And bones cast in a little low dry garret,
Rattled by the rat’s foot only, year to year.
bones cast Wellicht een verwijzing naar ‘cleromantie’, toekomstvoorspelling door middel van het werpen van botjes.14 Ook kan zou er een verwijzing kunnen meeklinken naar het dobbelen om Christus’ kleding door de soldaten aan de voet van het kruis. Beide allusies zijn met ‘dobbelbotjes’ (‘cast’ heb ik verwerkt in ‘dobbel-’) misschien te zeer geëxpliciteerd. Hans Kloos suggereerde in plaats van ‘dobbelbotjes’: ‘rollen botjes’. Dat is inderdaad minder opdringerig. Wordt vervolgd.
Deze drie regels, van resp. 10, 11 en 11 lettergrepen, zijn stevig verbonden door allerhande herhalingen en klankpatronen (low / low; rattled / rat; bones / low / low; damp / cast / garret / Rattled / rat) en bovendien ook nog volrijm met de volgende regel: year / hear. Voor ‘berateld’ zeg ik dank aan een gedicht van Jan Lauwereyns, ‘Alle apen beratelen zich’.
r. 196-97 But at my back from time to time I hear
The sound of horns and motors
Hier vult Eliot de eerder geciteerde regel van Marvell aan met een een verwijzing naar het maskerspel The Parliament of Bees van John Day (1607[?]): ‘When of a sudden, listening, you shall hear / A noise of horns and hunting, which shall bring / Actaeon to Diana in the spring’. In de Griekse mythe bespiedt Actaeon de godin Diana in al haar glorieuze naaktheid. Hij wordt voor straf door haar veranderd in een hert en vervolgens door zijn eigen honden aan stukken gescheurd. Het grootstedelijke verkeerskabaal van ‘horns and motors’, behorend tot de ‘barbaric cries of modern life’, aldus Eliot zelf (2015, 654), vervangt in The Waste Land de geluiden van de jacht.
r. 197-98 , which shall bring
Sweeney to Mrs. Porter in the spring.
Sweeney en Mrs. Porter Het personage Sweeney treedt op in verschillende gedichten van Eliot.15 Volgens Claes is deze ‘geile verleider een karikatuur van de vruchtbaarheidsgod die in de lente weer verrijst’ (139). Het is aantrekkelijk om op grond van deze regels te concluderen dat hij met de auto naar Mrs. Porter gaat, maar ‘which’ verwijst naar ‘[t]he sound [...]’: het verkeerskabaal is voor Sweeney het sein om Mrs. Porter een bezoekje te brengen. Die Mrs. Porter is, als we het versje dat volgt goed bestuderen, een vrouw van lichte zeden:
r. 199-201 O the moon shone bright on Mrs. Porter
And on her daughter
They wash their feet in soda water
Eliot schrijft in zijn noot dat iemand uit Sydney, Australië, hem op het liedje heeft gewezen. Het was populair onder Australische soldaten gedurende de Eerste Wereldoorlog, wellicht specifiek zelfs in Gallipoli, waar Eliots boezemvriend Jean Verdenal omkwam en ene Mrs. Porter een bordeel bestierde.16 De cruciale, niet zeer flatteuze regels luiden: ‘O the moon shines bright on Mrs. Porter / and on the daughter / of Mrs. Porter / They wash their cunts in soda water / And so they oughter / To keep them clean’ (Eliot 2015, 655). Van Baaren en Venderickx houden de brontekst aan (zoals ikzelf eerder deed met de ‘Shakespeherian Rag’, r. 128-130). Claes vertaalt: ‘O de maan blonk helder op Mrs. Porter / En op haar dochter / Die wassen hun voeten in sodawater’; Otten: ‘O op vrouw Porter scheen de maan zo heet / En op haar dochter met haar gat zo breed / Met bruisend water wassen ze hun reet’.
soda water Niet bruisend water of bruiswater uit een fles, maar kristalsoda – sodiumbicarbonaat – opgelost in lauw water (zie Eliot 2015, 656). ‘[S]odawater’ is verwarrend, vandaar mijn ‘sodabadje’. De grote vraag is nu natuurlijk: wat te doen met mijn ‘Shakespeherian Rag’ en straks ‘London Bridge is falling down, falling down’ in ‘What the Thunder Said’? Vertalen of niet vertalen? Wordt vervolgd.
r. 202 Et O ces voix d’enfants, chantant dans la coupole!
‘En o die kinderstemmen, zingend onder de koepel/het koepeldak’. Eliots noot helpt ons uit de brand: uit Verlaine’s sonnet ‘Parsifal’ (de graalridder).
r. 203 Twit twit twit
Van Baaren: ‘Twit twit twit’, Venderickx: ‘Tjilp tjilp tjilp’, Otten en Claes: ‘Twiet twiet twiet’.
r. 204 Jug jug jug jug jug jug
‘Tiet tiet tiet tiet tiet tiet’: Met dank aan Peter de Voogd. Een simpeler en doeltreffender optie dan ‘Tjoep’ (zie ‘A Game of Chess’, r. 103: ‘Jug jug to dirty ears’; ‘Tjoep tjoep aan hitsige oren’), dat ik bij deze graag opgeef.
r. 205-06 So rudely forc’d.
Tereu
De Griekse konig Tereus (in de vocativus) en zijn zus Philomela (zie ‘Een schaakpartij’) worden hier opnieuw opgeroepen. Met de spelling ‘so rudely forc’d’ introduceert Eliot, anders dan wanneer de regel voorbijkomt in ‘A Game of Chess’, een Elizabethaans aandoende elisie. Waarom hier wel en daar niet?
r. 207-08 Unreal City
Under the brown fog of a winter noon
Terugkeer van het ‘City’-thema uit ‘The Burial of the Dead.’
r. 209-11 Mr. Eugenides, the Smyrna merchant
Unshaven, with a pocket full of currants
C.i.f. London: documents at sight,
Mr. Eugenides, the Smyrna merchant Claes legt meneer Eugenides (‘van goede geboorte’ – hetgeen direct wordt ondergraven door z’n groezelige uiterlijk, z’n handelswaar – gedroogde bessen17 – z’n simpele Frans en z’n oneerbare voorstellen)18 om onduidelijke redenen een Shakespeareaanse mantel om de schouders: ‘de koopman van Smyrna’. Deze koopman is de hedendaagse evenknie van de eenogige koopman uit het tarotpak (r. 52).
C.i.f. een (werelwijd gebruikte) afkorting uit de internationale scheepshandel; het staat voor ‘Cost, insurance, and freight’ (cif): de verkoper is verplicht vervoer tot aan de overeengekomen bestemmingshaven te regelen en te betalen en moet bovendien een verzekering afsluiten ten behoeve van de koper.19 Eliot legde de afkorting in zijn noot aanvankelijk incorrect uit als ‘carriage and insurance free’. Zijn vergissing werd pas in 1963 hersteld.
r. 212 Asked me in demotic French
demotic ‘Of or belonging to the people’ (OED), ‘volks Frans’, dus: het Frans van de man in de straat. Eliot schreef eerst ‘abominable’, Pound suggereerde vervolgens ‘vile’ en toen ‘demotic’ (Eliot 1971, 31). Vendrickx en Otten: ‘plat Frans’; Claes’ ‘vulgair Frans’ is mij te eenzijdig (maar vgl. George Williamson, die het heeft over zijn ‘vulgar French’, p. 141). Van Baaren put met ‘demotisch’ uit een (te) hoog register. ‘[D]emotic’ is in het Engels alledaagser dan demotisch.
r. 213 To luncheon at the Cannon Street Hotel
Followed by a weekend at the Metropole.
Eliot schreef eerst: ‘And perhaps a weekend at the Metropole’, hetgeen hem op Pounds berisping ‘dam per’apsez’ kwam te staan (Eliot 1971, 31).
Met veel dank aan Hans Kloos, Peter de Voogd en Carlijn Brouwer. Volgende aflevering: Tiresias ziet alles.
Noten
1 Overigens komen de Boeddha (Siddhartha Gautama Boeddha, 5e eeuw van onze jaartelling, op wiens spiritueel leiderschap het Boeddhisme is gebaseerd) en Eliots noot daaromtrent pas aan het eind van deze sectie in beeld (r. 308). Daar wordt de Vuurrede in direct verband wordt gebracht met de Bergrede van Jezus Christus.
2 Vertaald en geredigeerd door Henry Clarke Warren; in 1896 uitgekomen als vol. III in de Harvard Oriental Series.
3 Een wellicht geforceerde lezing: ‘Eliot was annoyed that some critics had found a suggestion of perversion in the incident which he had never intended’ (Eliot 2015, 659).
4 Maar ook: ‘[…] Dudley [became] an active suitor of the Queen. She rejected him, even proposing that he wed Mary, Queen of Scots. Probably to further this design, Elizabeth made him earl of Leicester and Baron Denbigh in September 1564’ (https://www.britannica.com/biography/Robert-Dudley-earl-of-Leicester-Baron-Denbigh).
5 Of om Robbert-Jan Henkes te citeren: ‘[...] het is een vergissing te denken dat je in het vertalen van begrippen in romans consequent moet zijn. Iedere context schept zijn eigen vertaling’ (n.p.). Identieke woorden hoeven uiteraard ook niet hetzelfde te beduiden: ‘night’ is soms de avond, soms de nacht.
6 Wél opgenomen: antique, bed, bells, bones, broken, brown, dead, dry, eyes, fish, rain, rat, red, towers, violet, water. Https://eliotswasteland.tripod.com/ wordt zo te zien niet meer bijgehouden en wemelt van de dode hyperlinks.
7 Volledige titel: ‘Prothalamion; or, A Spousall Verse in Honour of the Double Marriage of Ladie Elizabeth and Ladie Katherine Somerset’ (1596). In een ‘prothaliamium’ wordt een (aangekondigd) huwelijk bezongen. In het gedicht loopt de dichter langs de Theems: ‘Whose rutty bank, the which his river hems, / Was painted all with variable flowers, / And all the meads adorned with dainty gems, / Fit to deck maidens' bowers, / And crown their paramours, / Against the bridal day, which is not long: / Sweet Thames, run softly, till I end my song.’ Om te vervolgen: ‘There, in a meadow, by the river's side, / A flock of nymphs I chanced to espy, / All lovely daughters of the flood thereby, / With goodly greenish locks, all loose untied, / As each had been a bride [...]’. Dat alles dus in scherpe tegenstelling tot de verwording in The Waste Land van de Theems.
8 OED: ‘To linger indolently on the way when sent on an errand or when making a journey; to linger idly about a place; to waste time when engaged in some particular task, to dawdle’. De OED geeft ook nog: ‘Frequently in legal phrase to loiter with intent(to commit a felony)’, maar dat lijkt onvoldoende expliciet mee te klinken hier.
9 OED: ‘A person beloved by another; a lover or sweetheart; †occasionally a husband or wife’. Zie Chaucer’s ‘Miller’s Tale’, r. 3278: ‘“For derne love of thee, lemman, I spille”,’ ‘“For secret love of thee, sweetheart, I die”’ (https://chaucer.fas.harvard.edu/pages/millers-prologue-and-tale – wellicht voor Eliot verbonden met zijn geheime liefde voor Emily Hale [zie r. 35-41]).
10 Ditmaal inderdaad zonder komma na ‘till’ (vgl. r. 176). Waarom, Tom?
11 Ook in de echo van Marvell’s ‘coy [‘koket; quasiverlegen, quasipreuts, gemaakt schuchter’, Van Dale Engels-Nederlands] mistress’ is wellicht een indirecte verwijzing naar Emily Hale te horen. In hun ‘relatie’ is echter eerder sprake geweest van ‘coyness’ aan de kant van Eliot dan aan die van Hale.
12 Ackerley merkt op dat Eliot de regels leende uit Ulysses, en ook Claes lijkt dat te suggereren, maar in de tijdschriftpublicatie van ‘Hades’ in The Little Review (september 1918), ontbreken de regels nog: die verschenen pas in de boekpublicatie in februari 1922. Eliot had ‘The Fire Sermon’ toen al afgerond.
13 In hun kritische bespreking van Bindervoet en Henkes’ vertaling van Ulysses, vragen Adriaan van der Weel en ruud Hisgen zich onder meer af: ‘[...] wat betekent “ratel zijn graat” in “Het rijtuig ratelde rap door de Blessingtonstraat. Ratel zijn graat” voor “The carriage rattled swiftly along Blessington street. Over the stones”’? (p.20).
14 Cleromancy: divination by lots […] practised by throwing black and white beans, little bones or dice, and, perhaps, stones’(OED). Niet in Van Dale Engels-Nederlands, maar zie bv. https://romeinsalphen.nl/themas/dobbelen-met-botjes.
15 ‘Sweeney Erect’ en ‘Sweeney among the Nightingales’ (in Poems, 1920), en het onvoltooide Sweeney Agonistes (1926).
16 Zie http://annotatedwasteland.blogspot.com/2013/03/35-voices-in-dome-soldiers-and.html, met tevens een alternatieve scabreuze versie.
17 “[...] dried vestiges of the Bacchic cults” (Williamson 141).
18 Ook de weerzinwekkende nepwetenschap eugenetica dankt haar naam aan deze etymologie. “His invitation, supposed to be a homosexual one [zie noot 2, hierboven], is a travesty of that which usually the Fisher King makes to the quester outside the Grail Castle. It is prepared for by the context of the line from Verlaine” (Smith, p. 87).
19 Zie https://www.evofenedex.nl/kennis/internationaal-ondernemen/incoterms/de-11-incoterms-2020/cif-cost-insurance-and-freight.
Cumulatieve bibliografie
Ackerley, Chris. 2007. ‘Prufrock’ and The Waste Land. Penrith: Humanities E-Books.
Alighieri, Dante. 1999. Mijn Komedie: Hel, vert. Jacques Jansen. Nijmegen: SUN.
Alighieri, Dante. 2021. De goddelijke komedie, vert. Herman Jansen. Utrecht: IJzer.
Badenhausen, Richard. 2015. ‘Trauma and Violence in The Waste Land’. The Cambridge Companion to The Waste Land.Cambridge University Press, p. 147-61.
Clemens, Ruth Alison. 2022. ‘Bombast and Sesquipedalian Words: Translation, Mistranslation, and the Epigraph to The Waste Land’. Modernist Cultures 17.1, p. 109–126.
Creekmore, Betsey B. 1982. ‘The Tarot Wisdom in The Waste Land’. ELH, vol. 49, no. 4, p. 908-28.
Dickens, Charles. 1853. Bleak House. https://www.gutenberg.org/cache/epub/1023/pg1023-images.html (geraadpleegd 13 maart 2024).
Dickens, Charles. 1865. Our Mutual Friend. https://www.gutenberg.org/cache/epub/883/pg883-images.html (geraadpleegd 10 februari 2024).
Dickey, Frances. 2020. ‘Disclosures (February-March 1931)’, in: Reports from the Emily Hale Archive, The International T. S. Eliot Society, https://tseliotsociety.wildapricot.org/news/8499884.
Eliot-Hale Letters, The. https://tseliot.com/the-eliot-hale-letters (geraadpleegd 19 april 2023).
Eliot, T.S. 1956. ‘The Frontiers of Criticism’. The Sewanee Review vol. 64, no. 4, p. 525-43.
Eliot, T.S. 2015. The Poems of T.S. Eliot. Ed. Christopher Ricks & Jim McCue. Vol. I: Collected and Uncollected Poems. Afgekort tot CP. Londen: Faber & Faber.
Eliot, T.S. 1974, ‘Het dode land’, vert. Joyce & Co., in Maatstaf 22:4, blz. 9-13 (geraadpleegd 12 december 2023).
Eliot, T.S. 1949. Braakland, vert. Theo van Baaren. Amsterdam: Van Oorschot.
Eliot, T.S. 1971. The Waste Land: A Facsimile & Transcript of the Original Drafts Including the Annotations of Ezra Pound, ed. Valerie Eliot. Londen: Faber & Faber.
Eliot, T.S. Geen datum [1996]. Het barre land, vert. Jan Venderickx. Leuven: Kritak.
Eliot, T.S. 2022a. Het barre land, vert. Paul Claes. Amsterdam: De Bezige Bij.
Eliot, T.S. 2022b. Het barre land, vert. Marcel Otten (eigen beheer).
Empson, William. 1930/1948. Seven Types of Ambiguity. Londen: The Hogarth Press.
Encyclo.nl: tjoep (geraadpleegd 8 december 2023).
Gaipa, Mark, et al., eds. 2015. The Little Review “Ulysses”. Yale University Press.
Gordon, Lyndall. 2022. The Hyacinth Girl: T.S Eliot’s Hidden Muse. New York: W.W. Norton.
Henkes, Robbert-Jan. 2024. ‘Delina Delaney, hoofdstuk I’. VandaagsVertaalprobleem 367.
Hisgen, Ruud en Adriaan van der Weel. 2012. ‘De ideale vertaling van Ulysses’. Filter 19.4, p. 17-20.
Hollis, Matthew. 2022. The Waste Land: A Biography of a Poem. London: Faber & Faber.
James, Henry. 1898. ‘In the Cage’, In the Cage and Other Stories. Harmondsworth: Penguin (1972).
Joyce, James. 1986. Ulysses. The Corrected Text. Ed. Hans Walter Gabler et al. New York: Vintage.
Joyce, James. 1969. Ulysses, vert. John Vandenbergh. Amsterdam: De Bezige Bij.
Joyce, James. 1994. Ulysses, vert. Paul Claes en Mon Nys. Amsterdam: De Bezige Bij.
Joyce, James. 2012. Ulixes, vert. Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Kosters, Onno. 2022. ‘De ruïne opnieuw: Een herziene en een nieuwe vertaling van The Waste Land’. Filter 29.4, blz. 115-30.
Kosters, Onno. 2023. ‘II De eigenstandige ruïne - Een nieuwe vertaling van The Waste Land r. 19-42’, Dossier Webfilter (september).
Kosters, Onno. 2023. ‘III De eigenstandige ruïne, r. 43-76 – Hypocriete lezers: Madame Sosostris en slapie Stetson’, Dossier Webfilter (september).
Kosters, Onno. 2024. ‘IV Een potje schaken, r. 77-110. The Waste Land, deel II (eerste tafereel)’, Dossier Webfilter (februari).
Kosters, Onno. 2024. ‘V Een potje schaken, r. 111-38. The Waste Land, deel II (tweede tafereel)’, Dossier Webfilter (februari).
Kosters, Onno. 2024. ‘VI (G)een potje schaken, r. 139-172. The Waste Land, deel II (derde tafereel)’, Dossier Webfilter (april).
Lauwereyns, Ja. 2008. ‘Alle apen beratelen zich’. Het Liegend Konijn, jrg. 6, 2008.
Lefevere, André. 1975. Translating Poetry: Seven Strategies and a Blueprint. Assen: Van Gorcum.
Malone, Tyler. ‘The Hearers to Collection: T.S. Eliot’s The Waste Land’ (geraadpleegd 12 december 2023).
Lennard, John. 1991. But I Digress: The Exploitation of Parentheses in English Printed Verse. Oxford: Clarendon Press.
Martindale, Charles. 1990. ‘T.S. Eliot and Virgil’, The Classical Review, vol. 40, no. 2, p. 457-58.
Ovidius, 1999. Metamorphosen, vert. M. D’Hane Scheltema. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Oxford English Dictionary. 2023. Oxford University Press. https://www.oed.com/. Afgekort tot OED.
Porter, Rachel. 2015. ‘Gender and Obscenity in The Waste Land’, The Cambridge Companion to The Waste Land. Cambridge University Press, p. 133-46.
Ricks, Christopher. 1994. T.S. Eliot and Prejudice. Londen: Faber & Faber.
Shakespeare, William. 1987. Anthonius en Cleopatra, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 1101-42.
Shakespeare, William. 1987. De storm, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 3-28.
Shakespeare, William. 1987. Hamlet, vert. Willy Courteaux, in Verzameld werk. Kampen: Kok Agora, p. 971-1021.
Shakespeare, William. The Tragedy of Hamlet, Prince of Denmark. Folger Shakespeare Library. (geraadpleegd 17 januari 2024).
Smith, Grover. 1956. T.S. Eliot’s Poems and Plays. Chicago University Press.
Statenvertaling. https://statenvertaling.nl/
Soldatenverzen en straatliedjes. https://wereldoorlog1418.nl/oorlogsverzen/soldatenverzen/index.html (geraadpleegd 14 maart 2024).
Tearle, Oliver. 2019. The Great War, The Waste Land, and the Modernist Long Poem. (London: Bloomsbury.
Vergilius, Aeneis. 1996. Vert. Piet Schrijvers. Groningen: Historische Uitgeverij.
Vold, Jonathan. 2013-2014. T.S. Eliot’s The Waste Land with Annotations (and Other Explanations) by Jonathan Vold. http://annotatedwasteland.blogspot.com/ (geraadpleegd 12 december 2023).
Williams, Todd. 2004. ‘Eliot’s Alteration of Renaissance Drama through Frazer in The Waste Land’. Lisa, vol. II, no. 5, p. 59-72 (geraadpleegd 1 december 2023).
Williamson. George. 1955. A Reader’s Guide to T.S. Eliot. London: Thames and Hudson.